ECLI:NL:ORBBNAA:1997:BU5622

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
25 april 1997
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1997-054
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • H. Warnink
  • J. Moltmaker
  • Th. Groeneveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingrechtelijke geschil over invoerrechten en tax-holiday voor NV X

In deze zaak heeft NV X op 23 oktober 1995 28 containers goederen aangegeven voor invoer met het verzoek om vrijstelling van invoerrechten. De Inspecteur der Belastingen heeft dit verzoek op 24 oktober 1995 afgewezen. NV X heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 2 april 1996 afgewezen. Vervolgens heeft NV X op 3 april 1996 beroep ingesteld bij de Raad van Beroep voor Belastingzaken. De mondelinge behandeling vond plaats op 5 november 1996 op Aruba, waar beide partijen hun standpunten hebben toegelicht.

Het geschil draait om de vraag of het ingevoerde linnengoed onder de tax-holiday valt. NV X stelt dat de tax-holiday betrekking heeft op haar P-activiteiten, terwijl de Inspecteur dit ontkent. De Raad overweegt dat de vrijstelling van invoerrechten alleen van toepassing is als de Gouverneur van Aruba heeft verklaard dat NV X als bedrijf in de zin van de Landsverordening bevordering industrievestiging en hotelbouw moet worden aangemerkt. De Raad concludeert dat het ingevoerde linnengoed niet onder de tax-holiday valt, omdat het is ingevoerd voor de verhuur en niet voor de bouw of inrichting van het bedrijf.

De Raad verwerpt het beroep van NV X, omdat niet is aangetoond dat het ingevoerde goed ten behoeve van de bouw of inrichting van het bedrijf is ingevoerd. De beslissing van de Inspecteur wordt bevestigd, en de Raad stelt dat de vrijstelling niet van toepassing is op hulpmiddelen. De uitspraak is gedaan door de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 25 april 1997.

Uitspraak

Beschikking van 25 april 1997, nr. 1997-054
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Aruba,
inzake:
belanghebbende
tegen
de Inspecteur der Belastingen
1. Loop van het geding:
1.1. Op 23 oktober 1995 heeft NV X ten invoer aangegeven 28 containers .... goederen met het verzoek de goederen vrij van invoerrechten te mogen invoeren. Bij beschikking van 24 oktober 1995 heeft de Inspecteur het verzoek om vrijstelling afgewezen.
1.2. Tegen deze beschikking heeft NV X op 14 november 1995 bezwaar gemaakt. Bij beschikking van 2 april 1996 heeft de Inspecteur het bezwaar afgewezen.
1.3. Bij beroepschrift van 3 april 1996, op dezelfde dag bij de Raad ingekomen, heeft NV X beroep ingesteld tegen de beschikking op bezwaar. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.4. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van de Raad van 5 november 1996, gehouden op Aruba. Namens NV X is haar gemachtigde verschenen. Ook de Inspecteur is verschenen. Beide partijen hebben een pleitnota voorgedragen en deze als gedingstuk overgelegd.
2. Vaststaande feiten:
2.1. Bij verzoekschrift van 10 augustus 1989, gericht aan de Minister van Financiën, heeft NV X te kennen gegeven dat zij "thans bezig (is) hier te lande een P-bedrijf te vestigen gericht op de verzorging van de op Aruba gevestigde hotels, waarbij in eerste instantie de in aanbouw zijnde hotels in aanmerking zullen komen".
NV X heeft verzocht "te verklaren dat: de Landsverordening ter bevordering industrievestiging en hotelbouw - voor wat betreft de vrijstelling van de invoerrechten op materialen en goederen ten behoeve van de bouw en eerste inrichting van bedrijfspanden bestemd voor de uitoefening van een bedrijf op de voet van artikel 128, eerste lid, aanhef en ten 6, onder letter n van de Algemene Verordening I.U.&D. 1908 (P.B. 1949, no. 62) alsmede de vrijstelling van heffingen ter zake van de invoer van de van het invoerrecht vrijgestelde goederen, gesteld in artikel 5 onder de letter b van de Landsverordening In- en Uitvoer (P.B. 1968, no. 42) [op haar] van toepassing is".
2.2. Bij Landsbesluit van 9 januari 1990, no. 1, heeft de Gouverneur van Aruba - "gelezen het verzoekschrift" en "gelet op artikel 1, eerste lid, sub a en artikel 2, tweede lid van de Landsverordening bevordering industrievestiging en hotelbouw" - besloten "te verklaren dat [NV X] voor de duur van ten hoogste elf jaren wordt aangemerkt als een bedrijf in de zin van de Landsverordening bevordering industrievestiging en hotelbouw".
Voorts heeft de Gouverneur toen aan NV X een tax-holiday verleend - voor zover thans van belang - bestaande uit:
a. vrijstelling van invoerrechten ten behoeve van de bouw en eerste inrichting van bedrijfspanden bestemd voor de uitoefening van het bedrijf op de voet van artikel 128, eerste lid, aanhef en ten 6de onder de letter n, van de Landsverordening in-, uit- en doorvoer;
b. (...);
c. vrijstelling van invoerrechten op grondstoffen en halffabrikaten welke door [NV X] worden bewerkt of verwerkt in het hier bedoelde bedrijf".
2.3. Ten tijde van de invoer exploiteerde NV X een P-bedrijf en het verhuren van .... goed. Het ingevoerde en voor de verhuur bestemde .... goed betrof .....
3. Omschrijving geschil en standpunten van partijen:
3.1. Het geschil betreft de vraag of het ingevoerde linnengoed onder de tax-holiday valt. NV X beantwoordt die vraag bevestigend, de Inspecteur ontkennend.
3.2. NV X stelt dat de tax-holiday betrekking heeft op de P-activiteiten in de ruimste zin van het woord, onverschillig of het nu gaat om goederen die eigendom zijn van NV X zelf of van haar cliënten; de tax-holiday is van toepassing op de gehele onderneming. Het .... goed is een hulpmiddel in de zin van artikel 128, lid 1, aanhef en ten 6°, onderdeel n, LIUD en valt dus onder de vrijstelling.
3.3. De Inspecteur weerspreekt de stellingen van NV X. Volgens hem is de verhuur van .... goed niet een bedrijfsactiviteit waarvoor NV X een tax-holiday heeft gekregen.
3.4. Het beroep strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking. De Inspecteur concludeert tot bevestiging daarvan.
4. Overwegingen omtrent het beroep:
4.1. Uitgangspunt bij de heffing - en dus ook bij de vrijstelling - van invoerrechten op Aruba is hetgeen is bepaald bij of krachtens de Landsverordening In-, Uit- en Doorvoer (LIUD). Dat betekent dat het geschil moet worden berecht aan de hand van de desbetreffende vrijstellingsbepaling in de LIUD, dat is artikel 128, lid 1, aanhef en ten 6°, onderdeel n.
Wil een bedrijf - in een geval als het onderhavige - met succes een beroep op deze vrijstellingsbepaling kunnen doen, dan moet de Gouverneur van Aruba op verzoek van het bedrijf bij landsbesluit hebben verklaard dat dit bedrijf moet worden aangemerkt als een bedrijf in de zin van de Landsverordening bevordering industrievestiging en hotelbouw. Onder meer uit het bepaalde in de artikelen 2 en 3 kan worden afgeleid dat de Gouverneur daarbij de bevoegdheid heeft de reikwijdte van de vrijstelling te beperken.
4.2. Anders dan in het - door NV X genoemde - geval dat is berecht bij beschikking van de Raad van 15 augustus 1994, nr. 1992/47, heeft de Gouverneur te dezen van evenbedoelde bevoegdheid gebruik gemaakt. Het onder 2.2 bedoelde Landsbesluit stelt zulks duidelijk in het licht.
Nu dit besluit formele rechtskracht heeft, moet de Raad van de inhoud ervan uitgaan. Dat neemt overigens niet weg dat - gelijk te dezen het geval is - zich bij de toepassing van het besluit interpretatiegeschillen kunnen voordoen, zodat de Raad genoodzaakt is de inhoud ervan uit te leggen.
4.3. Allicht is bij die uitlegging van groot belang het verzoek van NV X aan de Gouverneur meerbedoeld besluit te nemen.
In haar verzoekschrift heeft NV X zich gepresenteerd als "een P-bedrijf (...) gericht op de verzorging van de op Aruba gevestigde hotels". Over de verhuur van .... goed wordt in het verzoekschrift met geen woord gerept. Het is ook niet vanzelfsprekend dat een P-bedrijf zich met de verhuur van .... goed bezighoudt.
Aangenomen moet dus worden dat het Landsbesluit alleen betrekking heeft op het P-bedrijf van NV X en niet op haar verhuurbedrijf. Nu vaststaat dat het ....goed is ingevoerd met het oog op de uitoefening van het verhuurbedrijf, valt die invoer niet onder de tax-holiday.
4.4. Zelfs indien - veronderstellenderwijs - wordt aangenomen dat het Landsbsluit ziet zowel op het P-bedrijf als op het verhuurbedrijf, komt de Raad niet tot een ander oordeel.
Nu is gesteld noch gebleken dat het .... goed ten behoeve van de bouw of eerste inrichting van het bedrijf is ingevoerd, kan alleen onderdeel e van het Landsbesluit op de invoer van toepassing zijn. In dat onderdeel wordt echter alleen gesproken over grondstoffen en halffabrikaten, terwijl gesteld noch gebleken is dat het .... goed als zodanig moet worden gekwalificeerd.
Hooguit zou het .... goed als hulpmiddel kunnen worden aangemerkt - de Raad laat dat in het midden - maar dat is niet van belang aangezien het Landsbesluit niet ziet op hulpmiddelen.
4.5. Het beroep is ongegrond en moet dus worden verworpen.
5. Beslissing:
De Raad verwerpt het beroep.
mrs. H. Warnink, J. Moltmaker en Th. Groeneveld