ECLI:NL:ORBBNAA:1998:BU7479

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
30 oktober 1998
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1997/186
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van bezwaar tegen aanslag in de winstbelasting voor het jaar 1993

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een aanslag in de winstbelasting voor het belastingjaar 1993. De appellante ontving op 29 februari 1996 een aanslag van Naf. 511.387,=, waartegen zij op 6 oktober 1997 beroep aantekende bij de Raad van Beroep voor Belastingzaken. De Inspecteur had de aanslag op 30 september 1997 gehandhaafd. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 april 1998 op Sint Maarten, waar beide partijen aanwezig waren, werd er gediscussieerd over de ontvankelijkheid van het bezwaar. De Inspecteur stelde dat het bezwaar te laat was ingediend, terwijl de appellante betoogde dat een eerdere brief van 28 juni 1996 als bezwaarschrift moest worden aangemerkt. De Raad concludeerde echter dat het bezwaarschrift inderdaad buiten de termijn van twee maanden was ingediend. Hierdoor was de appellante niet-ontvankelijk in haar bezwaar. De Raad vernietigde de beschikking van de Inspecteur en verklaarde de appellante niet-ontvankelijk in haar bezwaar, wat betekent dat de aanslag in stand blijft.

Uitspraak

Beschikking van 30 oktober 1998, nr. 1997/186
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Sint Maarten,
inzake:
belanghebbende
tegen
de Inspecteur der Belastingen
1. Loop van het geding
1.1. Met dagtekening 29 februari 1996 is aan appellante een aanslag in de winstbelasting voor het jaar 1993 opgelegd ten bedrage van Naf. 511.387,= (inclusief opcenten).
1.2. Tegen deze aanslag heeft appellante bezwaar gemaakt, waarna de Inspecteur bij beschikking van 30 september 1997 de aanslag heeft gehandhaafd.
1.3. Tegen de beschikking op bezwaar is appellante op 6 oktober 1997, dus tijdig, in beroep gekomen bij de Raad. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend, waarop appellante heeft gereageerd met een verweerschrift.
1.4. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad op 21 april 1998 op Sint Maarten. Beide partijen zijn verschenen. Namens appellante heeft haar gemachtigde een pleitnota overgelegd. De Inspecteur heeft ter zitting zonder bezwaar van de wederpartij een stuk geproduceerd.
2. Ontvankelijkheid van het bezwaar.
2.1. De Inspecteur stelt dat appellante tegen de aanslag bezwaar heeft gemaakt bij brief van 18 maart 1997, die op dezelfde dag naar de Inspecteur is gefaxt. In die brief wordt verwezen naar de “correspondentie van 28 juni 1996”. Ter zitting bleek dat bedoeld is een brief van de gemachtigde van appellante aan de Inspecteur van 28 juni 1996, die op 3 juli 1996 ter Inspectie is ingekomen.
2.2. In die brief staat dat “belastingplichtige niet akkoord (gaat) met de in de definitieve aanslag opgelegde boete”. Daaruit leidt de Raad af dat deze brief als bezwaarschrift moet worden aangemerkt en niet de brief van 18 maart 1997, zoals de Inspecteur meent. Dat kan appellante echter niet baten, want hoe dan ook – is het bezwaarschrift buiten de termijn van twee maanden en dus te laat bij de Inspecteur ingekomen. De Inspecteur had appellante dan ook in haar bezwaar niet-ontvankelijk moeten verklaren.
2.3. Na vernietiging van de bestreden beschikking zal de Raad doen wat de Inspecteur had behoren te doen.
3. Beslissing.
De Raad vernietigt de beschikking waarvan beroep en verklaart appellante niet-ontvankelijk in haar bezwaar.
Aldus vastgesteld in raadkamer op 30 oktober 1998 door mrs. A.W.M. Bijloos, voorzitter, J.K. Moltmaker en J.W. Ilsink, leden, in tegenwoordigheid van de secretaris mevr. A. van Eer.