ECLI:NL:ORBBNAA:1999:BU7504

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
26 februari 1999
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1997-193
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inkomstenbelasting en aansprakelijkheid voor belastingaanslag in het belastingjaar 1990

In deze zaak gaat het om een beroep van appellant tegen een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 1990. De aanslag, met aanslagnummer X, bedraagt Af. 14.894,10, waarbij Af. 7.689,-- aan ingehouden loonbelasting is verrekend. De Inspecteur der Belastingen heeft de aanslag gehandhaafd na het indienen van een bezwaarschrift door appellant. Appellant heeft vervolgens beroep aangetekend bij de Raad van Beroep voor Belastingzaken. Tijdens de zitting op 20 november 1998 zijn zowel appellant als de Inspecteur verschenen.

De Raad heeft vastgesteld dat appellant inkomsten uit arbeid als machinist en pensioen heeft ontvangen, en dat de werkgevers de verschuldigde loonbelasting correct hebben afgedragen. Het geschil betreft de vraag of appellant aansprakelijk is voor de inkomstenbelastingschuld die voortvloeit uit de opgelegde aanslag. De Raad oordeelt dat de optelsom van de inkomsten leidt tot een hogere belastingschuld dan de ingehouden loonbelasting, en dat de Inspecteur terecht betoogt dat appellant aansprakelijk is voor het verschil. De Raad verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de aanslag in stand blijft.

Uitspraak

Beschikking van 26 februari 1999, nr. 1997-193
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Aruba,
inzake:
belanghebbende
tegen
de Inspecteur der Belastingen
1. Het procesverloop
1.1. Aan appellant is voor het jaar 1990 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd met aanslagnummer X tot een bedrag van Af. 14.894,10 onder verrekening van Af. 7.689,-- aan ingehouden loonbelasting.
1.2. Bij beschikking d.d. 18 november 1997 op het door appellant ingediende bezwaarschrift heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd.
1.3. Bij een op 19 november 1997 bij de Raad ingekomen beroepschrift is appellant van deze beschikking in beroep gekomen.
1.4. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.5. Ter zitting van 20 november 1998 zijn verschenen appellant en de Inspecteur.
2. De ontvankelijkheid van het beroep
Appellant kan in zijn beroep worden ontvangen, nu het beroepschrift binnen de daarvoor geldende termijn is ingediend.
3. De tussen partijen vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil dan wel door één van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende komen vast te staan.
3.1. Appellant heeft in het onderhavige jaar inkomsten uit als machinist verrichte arbeid genoten en voorts pensioen ontvangen
3.2. De uitbetalende (ex)werkgever heeft telkens de over het uitbetaalde loon/pensioen verschuldigde loonbelasting afgedragen.
4. Geschil
Tussen partijen is in geschil of appellant aansprakelijk is voor de uit de opgelegde aanslag voortvloeiende inkomstenbelastingschuld.
5. De standpunten van partijen
Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken.
6. Beoordeling van het geschil
1.1. De door appellant bestreden inkomstenbelastingschuld vloeit voort uit de optelsom van de door hem genoten inkomsten uit arbeid als machinist en de door hem ontvangen pensioentermijnen. Deze optelsom is nodig om het door appellant in het jaar genoten zuivere inkomen vast te stellen.
1.2. De werkgevers die aan appellant respectievelijk het loon en het pensioen uitbetaalden hebben de daarover verschuldigde loonbelasting correct berekend en afgedragen. De voor de berekening van de inkomstenbelasting noodzakelijke optelling van de uitbetaalde bedragen leidt echter door de werking van het progressieve tarief tot een hogere inkomstenbelastingschuld dan de optelsom van de ingehouden bedragen aan loonbelasting.
1.3. Het verschil tussen de aldus berekende inkomstenbelasting en de ten behoeve van appellant ingehouden en afgedragen loonbelasting wordt thans terecht en tot het juiste bedrag van appellant gevorderd.
1.4. Indien appellant de van hem gevorderde inkomstenbelasting niet kan betalen kan hij de ontvanger verzoeken een betalingsregeling te treffen. Voor de Raad is terzake geen taak weggelegd.
1.5. Uit het vorenoverwogene vloeit voort dat de Inspecteur terecht betoogt dat appellant aansprakelijk is voor de inkomstenbelastingschuld die volgt uit de opgelegde aanslag.
2. De beslissing
De Raad verklaart het beroep ongegrond.
mrs. A.W.M. Bijloos, voorzitter, J.K. Moltmaker en Th. Groeneveld, leden