ECLI:NL:ORBBNAA:2001:BU3797

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
14 augustus 2001
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2000/008
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • L. van Gijn
  • J.W. Ilsink
  • Th. Groeneveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen ambtshalve vastgestelde aanslag winstbelasting en correctie brutowinstpercentage

In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 14 augustus 2001 uitspraak gedaan over een beroep van appellante tegen een ambtshalve vastgestelde aanslag in de winstbelasting voor het belastingjaar 1994. De Inspecteur had de aanslag vastgesteld omdat appellante geen aangifte had ingediend. Appellante diende in de bezwaarfase jaarstukken in om aan te tonen dat de aanslag te hoog was. De Inspecteur corrigeerde de brutowinst op basis van een eerder overeengekomen compromis over het brutowinstpercentage voor de jaren 1989 tot en met 1991, waarbij hij een hoger percentage hanteerde dan appellante had opgegeven.

De mondelinge behandeling vond plaats op 23 november 2000, waarbij beide partijen aanwezig waren en pleitnota's overlegden. De Raad oordeelde dat de Inspecteur de last had om de juistheid van de aanslag aannemelijk te maken, maar dat appellante haar aangifteplicht had verzaakt. Hierdoor was de Inspecteur genoodzaakt om zijn eigen gegevens te gebruiken voor de aanslagregeling. Appellante moest vervolgens aannemelijk maken dat de aanslag te hoog was, wat zij deed door haar jaarstukken opnieuw in te dienen.

De Raad concludeerde dat de Inspecteur de jaarstukken had gevolgd, maar enkel een correctie had aangebracht op basis van een verondersteld hoger brutowinstpercentage. De Raad oordeelde dat er geen grond was voor een forfaitaire correctie van de behaalde winst, aangezien de boekhouding van appellante geen zodanige gebreken vertoonde dat deze niet als basis kon dienen. Uiteindelijk oordeelde de Raad dat het gelijk aan de zijde van appellante was en vernietigde de aanslag, waardoor er geen belasting verschuldigd was en ook geen boete kon worden opgelegd.

Uitspraak

Beschikking van 14 augustus 2001, nr. 2000/008.
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Aruba,
inzake:
appellante
tegen
de Inspecteur der Belastingen
1. Loop van het geding
1.1. Aan appellante is (ambtshalve) voor het jaar 1994 een op 12 april 1999 gedagtekende aanslag in de winstbelasting opgelegd naar een winst van Awg 230.200. In de aanslag is een bedrag aan interest begrepen van Awg 11.196; ook is daarin een boete wegens het niet doen van aangifte begrepen van Awg 15.193. Tegen deze aanslag heeft appellante op 4 juni 1999, dus tijdig, bezwaar gemaakt bij de Inspecteur. Bij de beschikking van 12 november 1999 heeft de Inspecteur de aanslag verminderd tot een berekend naar een winst van Awg 50.900, zonder berekening van interest. De boete is verminderd tot Awg 2.819.
1.2. Appellante is tegen de beschikking op bezwaar op 11 januari 2000, dus tijdig, in beroep gekomen bij de Raad. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van de Raad van 23 november 2000, gehouden op Aruba. Beide partijen zijn verschenen; zij hebben elk een pleitnota overgelegd.
2. Vaststaande feiten
2.1. Aan appellante is op 5 juli 1995 een aangiftebiljet winstbelasting 1994 uitgereikt; het biljet moest binnen 60 dagen worden ingeleverd. Op 29 februari 1996 heeft appellante een voorlopige aangifte ingediend; aangegeven werd een winst van Awg 75.000. Naar aanleiding daarvan is, gedagtekend 26 april 1996, een voorlopige aanslag opgelegd berekend naar de voorlopig aangegeven winst. Ook is appellante gemaand de definitieve aangifte uiterlijk op 1 juni 1996 in te leveren, hetgeen niet is gebeurd.
2.2. Tussen appellante en de Inspecteur is in 1998 een compromis gesloten, dat betrekking had op winstcorrecties voor de jaren 1989 tot en met 1991. Overeengekomen werd voor die jaren uit te gaan van een brutowinstpercentage van 13.
2.3. In het kader van de compromisonderhandelingen is namens appellante een overzicht van verlies- en winstcijfers gepresenteerd, die betrekking hadden op de jaren 1991 tot en met 1995. Blijkens dat overzicht zouden de netto-winsten van appellante over de jaren 1992 tot en met 1995 respectievelijk hebben belopen Awg 113.977, Awg 203.541, Awg 230.234 en Awg 491.510. Bij het vaststellen van de definitieve aanslagen over die jaren heeft de Inspecteur deze cijfers gevolgd.
2.4. In haar bezwaarschrift heeft appellante, onderbouwd met jaarstukken, betoogd dat er een verlies van Awg 142.566 is geleden. De Inspecteur is bij zijn beschikking op bezwaar van dit verlies uitgegaan; hij heeft daarop een omzetcorrectie van Awg 193.517 toegepast. Deze omzetcorrectie vloeit voort uit het standpunt van de Inspecteur, neergelegd in een brief van 10 augustus 1999, dat het brutowinstpercentage niet 11,2 (blijkens de jaarstukken) maar 13 (zoals voor de jaren 1989 tot en met 1991 overeengekomen) bedraagt.
3. Omschrijving geschil en standpunten van partijen
3.1. Het geschil betreft de hoogte van de aanslag, niet alleen wat betreft de enkelvoudige belasting, maar ook wat betreft de boete.
3.2. De Inspecteur stelt, en appellante ontkent, dat de gemachtigde van appellante tijdens een op 18 januari 2000 ter inspectie gehouden bespreking te kennen heeft gegeven dat het in 1998 overgelegde overzicht met verlies- en winstcijfers de juiste gegevens bevatte en dat de daarin vermelde winst correct was. De Inspecteur beroept zich daarbij op een verklaring van 25 september 2000 van [..] voormalig belastingambtenaar.
3.3. Tromp verklaart dat de gemachtigde op 18 januari 2000 heeft verklaard:
dat hij akkoord gaat dat de in 1998 overgelegde cijfers als grondslag worden gebruikt voor de vaststelling van de aanslagen winstbelasting over de desbetreffende jaren.
Appellante ontkent de juistheid van die verklaring.
4. Overwegingen omtrent het geschil
4.1. De Raad begrijpt de onder 3.2 hiervoor verwoorde stelling van de Inspecteur aldus dat, nadat op het bezwaarschrift was beslist, partijen het erover eens zijn geworden dat de winst tot het juiste bedrag in de aanslag was betrokken. Die, door appellante met klem weersproken stelling acht de Raad niet aannemelijk gemaakt.
4.2. Veronderstellenderwijs ervan uitgaande dat de onder 3.3 hiervoor geciteerde verklaring van de belastingambtenaar [..] juist is - de Raad laat dat in het midden - dan kan daarin niet meer worden gelezen dan wat er staat: de overgelegde cijfers mogen als grondslag worden gebruikt voor de vaststelling van de aanslagen winstbelasting over de desbetreffende jaren. Het enkele feit dat die cijfers als grondslag voor de winstberekening mogen worden gebruikt, betekent echter nog niet dat op die cijfers geen correcties mogen worden aangebracht, zo daartoe reden is.
4.3. Met het in 1998 overgelegde cijferoverzicht is dus niet het laatste woord gesproken. De Inspecteur ziet dat klaarblijkelijk ook zo, want anders had hij ermee moeten volstaan telkens het bezwaar ongegrond te verklaren en was er voor het opleggen van navorderingsaanslagen over de jaren 1992, 1993 en 1995 geen enkele reden. Evenmin had hij dan in bezwaar moeten uitgaan van het toen door appellante gestelde verlies.
4.4. In beginsel rust op de Inspecteur de last de juistheid van de aanslag aannemelijk te maken. Aangezien appellante haar aangifteplicht had verzaakt, was de Inspecteur genoodzaakt om bij de aanslagregeling - binnen de grenzen der redelijkheid - af te gaan op zijn eigen gegevens; aldus is geschied. Daarna was appellante - in bezwaar - aan zet in die zin dat zij aannemelijk moest maken dat de aanslag tot een te hoog bedrag was opgelegd. Daartoe produceerde zij - alsnog - haar jaarstukken.
4.5. De Inspecteur heeft de jaarstukken in zoverre gevolgd dat hij ermee heeft volstaan op de daarin vermelde brutowinst een correctie aan te brengen berekend naar een door hem verondersteld hoger brutowinstpercentage. Appellante heeft die correctie bestreden. De Inspecteur heeft zich voor het bewijs van de juistheid ervan beroepen op het voor de jaren 1989 tot en met 1991 overeengekomen compromis over het brutowinstpercentage. Gesteld noch gebleken is dat de boekhouding van appellante in het onderhavige jaar zodanige gebreken vertoont dat deze niet kan dienen als een basis voor de winstberekening. Alsdan is er geen grond voor een (forfaitaire) correctie van de volgens de boekhouding behaalde winst. Derhalve kan de Raad tot geen ander oordeel komen dan dat het gelijk aan de zijde van appellante is.
4.6. Mitsdien moet de aanslag worden vernietigd.
4.7. Nu geen belasting is verschuldigd, kan van een boete wegens het niet doen van aangifte geen sprake zijn.
5. Beslissing
De Raad vernietigt de beschikking op bezwaar, alsmede de aanslag.
mrs. L. van Gijn, J.W. Ilsink en Th. Groeneveld