ECLI:NL:ORBBNAA:2001:BU3897

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
23 maart 2001
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2000/074 en 075
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • L. van Gijn
  • J.W. Ilsink
  • Th. Groeneveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen uitnodigingen tot betaling van invoerrechten en intrekking entrepotvergunning

In deze zaak gaat het om een beroep van appellante tegen twee uitnodigingen tot betaling van invoerrechten die door de Inspecteur der Belastingen zijn opgelegd. De uitnodigingen zijn gedateerd op 31 augustus 1999 en betreffen de invoer van een personenauto, merk Mercedes-Benz, met een totaalbedrag van Afl. 95.530,20 voor de tweede uitnodiging. De Inspecteur heeft appellante gewaarschuwd dat haar entrepotvergunning ingetrokken zal worden indien zij de entrepotvoorwaarden voor de derde keer overtreedt. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen beide uitnodigingen, waarop de Inspecteur op 7 februari 2000 afwijzend heeft beschikt. Appellante heeft hiertegen tijdig beroep ingesteld bij de Raad van Beroep voor Belastingzaken, waarbij beide beroepschriften zijn gevoegd. De mondelinge behandeling vond plaats op 23 november 2000 in Aruba, waar beide partijen aanwezig waren.

De kern van het geschil betreft de vraag of de betrokken auto's op Aruba in het vrije verkeer zijn gebracht. De Inspecteur stelt dat dit het geval is, omdat de auto's ter gelegenheid van de keuring door de Dienst voor Technische Inspecties (DTI) in het vrije verkeer zijn gebracht. Appellante betwist dit en verzoekt de Raad om de uitnodigingen tot betaling te vernietigen en de Inspecteur in de proceskosten te veroordelen. De Raad concludeert dat de Inspecteur geen feiten heeft aangedragen die erop wijzen dat de auto's uit het entrepot zijn gehaald voor andere doeleinden dan wederuitvoer naar Nederland. Daarom zijn er geen invoerrechten verschuldigd en moeten de uitnodigingen tot betaling worden vernietigd. Tevens worden de gegeven waarschuwingen als onterecht beschouwd. Het verzoek van appellante om proceskostenvergoeding wordt afgewezen, aangezien dit niet mogelijk is onder het Arubaanse fiscaal procesrecht.

Uitspraak

Beschikking van 23 maart 2001, nr. 2000/074 en 075
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Aruba,
inzake:
appellante
tegen
de Inspecteur der Belastingen
1. Loop van het geding
1.1. Aan appellante, die houdster is van een open entrepot, is door de Inspecteur een op 31 augustus 1999 gedagtekende en toen ook tegen ontvangstbewijs uitgereikte uitnodiging tot betaling (kenmerk AT.BR 123/99) (hierna ook: uitnodiging I) van invoerrechten ter zake van de invoer van een personenauto, merk Mercedes-Benz, gedaan ten bedrage van Afl. 62.010,50. Daarbij heeft de Inspecteur appellante voor de eerste maal gewaarschuwd dat haar entrepotvergunning zal worden ingetrokken indien zij, na nogmaals te zijn gewaarschuwd, voor een derde keer de entrepotvoorwaarden overtreedt. Tegen deze uitnodiging tot betaling heeft appellante bezwaar gemaakt.
1.2. Voorts is aan appellante door de Inspecteur een op 31 augustus 1999 gedagtekende en toen ook tegen ontvangstbewijs uitgereikte uitnodiging tot betaling (kenmerk AT.BR 124/99) (hierna ook: uitnodiging II) van invoerrechten ter zake van de invoer van een personenauto, merk Mercedes-Benz, gedaan ten bedrage van Afl. 95.530,20. Daarbij heeft de Inspecteur appellante voor de tweede maal gewaarschuwd dat haar entrepotvergunning zal worden ingetrokken indien zij voor een derde keer de entrepotvoorwaarden overtreedt. Ook tegen deze uitnodiging tot betaling heeft appellante bezwaar gemaakt.
1.3. Op beide bezwaarschriften heeft de Inspecteur bij één beschikking d.d. 7 februari 2000 afwijzend beschikt.
1.4. Tegen de beschikking op bezwaar heeft appellante bij de Raad op 28 februari 2000, dus tijdig, twee beroepschriften ingediend. Het ene beroepschrift betrof uitnodiging I en het andere uitnodiging II. De Raad heeft beide beroepschriften gevoegd. De Inspecteur heeft vervolgens een vertoogschrift ingediend, waarop appellante heeft gereageerd met een verweerschrift.
1.5. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van de Raad van 23 november 2000, gehouden op Aruba, waar beide partijen zijn verschenen. De Inspecteur heeft een pleitnota overgelegd.
2. Vaststaande feiten
2.1. Bij beschikking van 7 november 1997, nr. 1997/001, heeft de Inspecteur, gelet op het bepaalde in de artt. 197A, 213 en 214 van de Landsverordening In-, Uit- en Doorvoer (hierna: de LIUD), aan appellante - op haar verzoek - vergunning verleend tot het houden van een open entrepot voor de opslag van automobielen op haar bedrijfsterrein. Aan deze vergunning zijn onder meer de volgende voorwaarden verbonden:
1. Er mogen maximaal 300 auto's in het entrepot worden opgeslagen. Deze auto's mogen uitsluitend eigendom zijn van [appellante]. Alle auto's worden opgeslagen onder verantwoording van de vergunninghouder.
2. (…).
5. Inslag van auto's vindt plaats nadat aangifte tot inslag in het entrepot is gedaan. Terstond na de inslag worden de auto's op de entrepotlijst bijgeschreven. (…).
6. Uitslag uit het entrepot, met andere bestemming dan genoemd onder de punten 10, 11 en 13, vindt slechts plaats nadat daarvan schriftelijk aangifte is gedaan (…).
13. Het gebruik op de openbare weg van enig in het entrepot ingeslagen vervoermiddel is verboden, tenzij telefonische toestemming door de Douane is verleend en dan uitsluitend ter overbrenging naar de Sectie Stad van de Douane. Het vervoer geschiedt alsdan op een AG kentekenplaat (…).
14. Misbruik van deze vergunning, daaronder tevens gerekend het niet voldoen aan de voorwaarden, leidt, naast mogelijke douanetechnische of strafrechtelijke sancties, tot onmiddellijke intrekking van de vergunning.
15. (…).
2.2. Ingevolge de zogenoemde 'Proefregeling vervoer in te voeren en te keuren auto's' (hierna: de Proefregeling) heeft de Inspecteur evenvermelde voorwaarde 13 in zoverre verzacht dat een zich in het entrepot bevindende auto met schriftelijke toestemming van de bevoegde douane-ambtenaar naar de Dienst voor Technische Inspecties (DTI) kan worden gereden ten einde te worden gekeurd, mits de auto na de keuring rechtstreeks en onverwijld naar het entrepot wordt teruggebracht.
2.3. De beide auto's zijn na de levering door de fabriek in Duitsland naar Aruba verscheept en aldaar ingeslagen in het entrepot van appellante. Na (betrekkelijk) korte tijd zijn de auto's vanaf Aruba terug naar Europa (Nederland) verscheept. Intussen waren voor de auto's Arubaanse kentekens afgegeven, waren de auto's geregistreerd voor de motorrijtuigenbelasting op Aruba en waren ze gekeurd door de DTI. In verband met die keuring zijn de auto's op een aanhangwagen dan wel met een zogenoemde ambulance-auto van het entrepot naar de DTI gebracht en net zo weer terug.
2.4. In schema levert dat het volgende overzicht op:
Mercedes-Benz 1 Mercedes-Benz 2
1 levering fabriek 22 maart 1999 30 maart 1999
2 inslag entrepot Aruba 19 april 1999 27 juli 1999
3 afgifte kenteken 14 juli 1999 19 april 1999
4 registratie motorrijtuigenbelasting 14 juli 1999 19 april 1999
5 keuring DTI 14 juli 1999 28 juli 1999
6 wederuitvoer Aruba 15 juli 1999 30 juli 1999
7 aankomst Nederland 8 augustus 1999 22 augustus 1999
3. Omschrijving geschil en standpunten van partijen
3.1. Het geschil betreft de rechtmatigheid van de uitnodigingen tot betaling en van de daarbij gegeven waarschuwingen.
3.2. Meer in het bijzonder betreft het geschil de vraag of de auto's op Aruba in het vrije verkeer zijn gebracht. De Inspecteur beantwoordt die vraag bevestigend. Hij stelt daartoe dat de auto's ter gelegenheid van de keuring door de DTI in het vrije verkeer zijn gebracht. Appellante is het daarmee niet eens.
3.3. Appellante verzoekt de Raad de uitnodiging tot betaling te vernietigen, de waarschuwingen in te trekken en de Inspecteur in de proceskosten veroordelen.
4. Overwegingen omtrent het geschil
4.1. Voor het brengen van de auto's in het vrije verkeer is nodig dat zij aan het Arubaanse douaneverband zijn onttrokken. Dat is op geen enkel moment het geval geweest. Weliswaar zijn de auto's ter keuring vervoerd van het entrepot naar de DTI en weer terug, maar nu dat is gebeurd op een aanhangwagen dan wel met een ambulance-auto kan niet worden gezegd dat de auto's op de openbare weg zijn gebruikt, zodat van de Inspecteur ook geen toestemming behoefde te worden gevraagd om de auto's naar de DTI te rijden. Van schending van voorwaarde 13 bij de entrepotvergunning, zoals aangepast bij de Proefregeling, is dus geen sprake.
4.2. De Raad komt tot de slotsom dat de Inspecteur geen feiten en omstandigheden heeft gesteld, waaruit kan worden afgeleid dat uitslag van de auto's uit het entrepot, anders dan ter wederuitvoer naar Nederland, heeft plaatsgehad. Mitsdien zijn geen invoerrechten verschuldigd. De beide uitnodigingen tot betaling moeten worden vernietigd.
4.3. In het voorgaande ligt besloten dat de waarschuwingen ten onrechte zijn gegeven. Zij delen dus in de vernietiging van de uitnodigingen tot betaling.
4.4. Naar Arubaans fiscaal procesrecht is voor een proceskostenveroordeling geen plaats. Het daartoe strekkende verzoek van appellante kan dus niet worden gehonoreerd.
5. Beslissing
De Raad vernietigt de beschikking op bezwaar, alsmede de beide uitnodigingen tot betaling van invoerrecht.
mrs. L. van Gijn, J.W. Ilsink en Th. Groeneveld