ECLI:NL:ORBBNAA:2001:BU3934
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. van Gijn
- J. Ilsink
- A. Groeneveld
- Rechtspraak.nl
Aftrekbaarheid van uitgaven voor levensonderhoud van studerende kinderen in de inkomstenbelasting
In deze zaak, behandeld door de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 9 augustus 2001, staat de aftrekbaarheid van uitgaven voor het levensonderhoud van studerende kinderen centraal. De appellant, geboren op 11 mei 1947 en gescheiden, heeft drie kinderen, waarvan twee een opleiding volgen in Nederland. Voor het belastingjaar 1997 heeft de appellant een aanslag in de inkomstenbelasting ontvangen, waarbij het zuivere inkomen aanvankelijk was vastgesteld op Naf 436.288. Na bezwaar is dit bedrag verlaagd tot Naf 387.525, en later tot Naf 358.886, waarbij de Inspecteur aftrek heeft verleend voor betaalde alimentatie.
De appellant heeft in beroep gesteld dat hij recht heeft op een aftrek van Naf 25.000 voor de kosten van levensonderhoud van zijn studerende kinderen. De Inspecteur heeft echter deze aftrek verminderd met de basisbeurs die de kinderen ontvangen, tot een totaalbedrag van Naf 5.100. De Raad heeft de feiten en argumenten van beide partijen in overweging genomen, waarbij werd vastgesteld dat de appellant jaarlijks Naf 130.000 aan alimentatie betaalt, waarvan een aanzienlijk deel bestemd is voor de studerende kinderen.
De Raad oordeelt dat de kosten van levensonderhoud voor de kinderen, ondanks de ontvangen beurs, de appellant drukken. De wettelijke regeling stelt dat kosten voor levensonderhoud als buitengewone lasten kunnen worden aangemerkt, mits de kinderen niet in staat zijn om zelf in hun levensonderhoud te voorzien. De Raad concludeert dat de appellant recht heeft op de volledige aftrek van Naf 25.000, omdat de eigen middelen van de kinderen niet voldoende zijn om de kosten te dekken. De Raad vernietigt de beschikking van de Inspecteur en vermindert de aanslag tot een zuiver inkomen van Naf 353.786.