ECLI:NL:ORBBNAA:2001:BU3934

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
9 augustus 2001
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1999/268
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Gijn
  • J. Ilsink
  • A. Groeneveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aftrekbaarheid van uitgaven voor levensonderhoud van studerende kinderen in de inkomstenbelasting

In deze zaak, behandeld door de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 9 augustus 2001, staat de aftrekbaarheid van uitgaven voor het levensonderhoud van studerende kinderen centraal. De appellant, geboren op 11 mei 1947 en gescheiden, heeft drie kinderen, waarvan twee een opleiding volgen in Nederland. Voor het belastingjaar 1997 heeft de appellant een aanslag in de inkomstenbelasting ontvangen, waarbij het zuivere inkomen aanvankelijk was vastgesteld op Naf 436.288. Na bezwaar is dit bedrag verlaagd tot Naf 387.525, en later tot Naf 358.886, waarbij de Inspecteur aftrek heeft verleend voor betaalde alimentatie.

De appellant heeft in beroep gesteld dat hij recht heeft op een aftrek van Naf 25.000 voor de kosten van levensonderhoud van zijn studerende kinderen. De Inspecteur heeft echter deze aftrek verminderd met de basisbeurs die de kinderen ontvangen, tot een totaalbedrag van Naf 5.100. De Raad heeft de feiten en argumenten van beide partijen in overweging genomen, waarbij werd vastgesteld dat de appellant jaarlijks Naf 130.000 aan alimentatie betaalt, waarvan een aanzienlijk deel bestemd is voor de studerende kinderen.

De Raad oordeelt dat de kosten van levensonderhoud voor de kinderen, ondanks de ontvangen beurs, de appellant drukken. De wettelijke regeling stelt dat kosten voor levensonderhoud als buitengewone lasten kunnen worden aangemerkt, mits de kinderen niet in staat zijn om zelf in hun levensonderhoud te voorzien. De Raad concludeert dat de appellant recht heeft op de volledige aftrek van Naf 25.000, omdat de eigen middelen van de kinderen niet voldoende zijn om de kosten te dekken. De Raad vernietigt de beschikking van de Inspecteur en vermindert de aanslag tot een zuiver inkomen van Naf 353.786.

Uitspraak

Beschikking van 9 augustus 2001, nr. 1999/268.
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Curaçao,
1. Het procesverloop.
1.1. Aan appellant is, met dagtekening 21 mei 1999, voor het jaar 1997 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd naar een zuiver inkomen van Naf 436.288.
1.2. Bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 8 oktober 1999, heeft de Inspecteur de aanslag verminderd tot een naar een zuiver inkomen van Naf 387.525.
1.3. De Inspecteur heeft het zuivere inkomen bij ambtshalve beschikking nader verminderd tot Naf 358.886, kennelijk omdat alsnog aftrek is verleend voor een bedrag aan betaalde alimentatie ad Naf 28.640.
1.4. Bij op 7 december 1999 ter griffie van de Raad binnenge¬komen be¬roep¬schrift is appellant van deze uitspraak in beroep geko¬men.
1.5. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.6. Ter zitting van 20 november 2000 op Curaçao zijn verschenen de gemachtigde en de Inspec¬teur.
2. De tussen partijen vaststaande feiten.
Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil dan wel door één van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende komen vast te staan.
Belanghebbende, geboren op 11 mei 1947, heeft drie kinderen en is van echt gescheiden. Twee van zijn kinderen volgen een opleiding op HBO/universitair niveau in Nederland.
3. Geschil
Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de Inspecteur terecht de door appellant opgevoerde aftrek van Naf 25.000 heeft verminderd met de door die kinderen ontvangen basisbeurs tot een totaalbedrag ad Naf 5.100.
4.De standpunten van partijen
Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de ge¬dingstukken.
5. Beoordeling van het geschil.
5.1. Artikel 16 van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (Lib) bepaalt dat buitengewone lasten de op de belastingplichtige drukkende uitgaven zijn voor onder meer de kosten van levensonderhoud voor eigen en aangehuwde kinderen en pleegkinderen.
Het derde lid van voormeld artikel bepaalt met ingang van 1995 dat zodanige kosten mede als buitengewone lasten worden aangemerkt, voor zover die kinderen niet bij machte zijn zelf inkomsten ter voorziening in hun levensonderhoud te verwerven als gevolg van het volgen van een hoger beroeps-, universitaire of daarmee vergelijkbare opleiding. Die kosten worden in aanmerking genomen voor zover zij niet meer bedragen dan Naf 25.000.
5.2. De wettelijke regeling van artikel 16 Lib brengt mee dat in zoverre een kind in zijn kosten van levensonderhoud kan voorzien uit eigen middelen, bijvoorbeeld uit hoofde van een beurs, die kosten niet drukken op de ouder.
Indien de ouder besluit dat het kind de eigen middelen niet voor zijn levensonderhoud hoeft aan te wenden doet dat aan het vorenoverwogene niet af.
5.3. Beoordeeld moet thans worden of de kosten van levensonderhoud van de twee in Nederland studerende kinderen tot een bedrag van Naf 25.000 op appellant drukten, ondanks de basisbeurzen waarover de kinderen, zoals door de Inspecteur onweersproken is gesteld, beschikten.
In dit verband slaat de Raad acht op de tot de gedingstukken behorende alimentatiebeschikking van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 4 maart 1997, no. 142, waaruit blijkt dat appellant aan zijn drie kinderen jaarlijks Naf 130.000 betaalt. Aangenomen kan worden dat daarvan tweederde deel, dus ruim Naf 86.000, toekomt aan de twee kinderen voor wie appellant thans Naf 25.000 als buitengewone lasten wil aftrekken. Wordt gemeld bedrag van Naf 86.000 verminderd met de beurs ad Naf 5.100, dan resteert een bedrag dat hoger is dan de maximumaftrek van Naf 25.000. Voor een correctie van Naf 5.100, zoals door de Inspecteur wordt voorgestaan, is dus geen grond. Het zuiver inkomen moet dus met dat bedrag worden verminderd tot Naf 353.786.
6. Beslissing
De Raad vernietigt de beschikking waarvan beroep en vermindert de aanslag tot een naar een zuiver inkomen van Naf 353.786.
mrs. Van Gijn, Ilsink en Groeneveld