Beschikking van 10 augustus 2001, nrs. 1999/205, 228, 229, 230.
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Curaçao,
1.1. Aan appellante is, met dagtekening 19 december 1995, voor het jaar 1990 een aanslag in de winstbelasting (hierna: de aan¬slag) opgelegd naar een belastbaar bedrag van Naf 1.548.100. Nadat appel¬lante tegen die aanslag bezwaar had aangetekend, heeft de Inspecteur de aan¬slag verminderd tot een naar een belastbaar bedrag van Naf 1.519.100.
1.2. Eveneens met dagtekening 19 december 1995 zijn aan appellante aanslagen in de winstbelasting (hierna: de aan¬slagen) opgelegd naar belastbare bedragen van Naf 517.510 (1991), resp. Naf 643.827 (1992), resp. Naf 1.496.000 (1993).
Nadat appel¬lante tegen die aanslagen bezwaar had aangetekend, heeft de Inspecteur de aan¬slagen verminderd tot naar belastbare bedragen van Naf 475.200 (1991), resp. 593.100 (1992), resp. Naf 1.474.900 (1993).
1.3. Tegen de beslissingen op bezwaar is appellante tijdig in beroep gekomen bij de Raad. De Inspecteur heeft vertoog¬schriften ingediend. Appellante heeft een geschrift ingediend met de titel Conclusie van repliek. De Raad merkt dit geschrift aan als een pleitno¬titie en rekent het als zodanig tot de gedingstukken. Ter zitting heeft appellante nog volgens een aanvullende pleitnotitie gepleit. De Inspecteur heeft ter zitting gepleit volgens een pleitnotitie; hij reageerde in zijn pleidooi onder meer op voormeld geschrift
De Raad rekent de overgelegde pleitnotities tot de gedingstukken.
2.1. Appellante is een naar Antilliaans recht opgerichte naamloze vennootschap, gevestigd te Curaçao. Haar zustervennootschap is Heru N.V. De directie van beide N.V.'s bestaat uit C.J. Römer en F. Hoog¬endijk (hierna: Römer en Hoogendijk).
2.2. De aandelen van appellante zijn in de onderhavige jaren gehouden door Römer, 51% juridische eigendom, en H.I.T. S.A. in Panama, 49% juridische en 100% economische eigendom.
2.3. Appellante heeft over de jaren 1990-1993 aan de directieleden een uitke¬ring gedaan onder de naam tantième.
2.4. De Inspecteur heeft de uitbetaalde tantièmes tot een bedrag van Naf 24.000 (1990), resp. Naf 37.923 (1991), resp. Naf 36.000 (1992), resp. Naf 33.000 (1993) niet als bedrijfslast aanvaard.
3. Omschrijving geschil en standpunten van partijen
3. Tussen partijen is in geschil of de aan de directieleden uitbetaalde tantièmes tot de bedrijfslasten behoren, hetgeen appellante stelt en de Inspecteur bestrijdt. Zo het gelijk ten aanzien van voormeld geschilpunt aan de Inspecteur zou zijn, stelt appellante dat de Inspecteur in strijd met door hem bij haar gewekt vertrouwen handelt, indien hij voormelde tantièmes bij de berekening van het belastbare bedrag niet als bedrijfslasten aanvaardt.
4. Overwegingen omtrent het geschil
4.1. Volgens artikel 6, lid 2, letter e, van de Landsverordening op de winstbelasting 1943 (LWB) is geen aftrek toegelaten ter zake van winstuitkeringen - met inbegrip van uitkeringen uit enig overschot van het bedrijf of van enig onderdeel van het bedrijf - onverschillig onder welke naam en in welke vorm zij worden gedaan en of zij verschuldigd zijn of niet, met uitzondering van uitkeringen aan de Nederlandse Antillen anders dan als aandeelhouder en van uitkeringen, welke aan anderen dan commissarissen, gecommitteerden, bestuurders of beherende vennoten wegens verrichte arbeid zijn toegekend.
4.2. Naar het oordeel van de Raad rust op de Inspecteur de last feiten en/of omstandigheden te stellen en bij weerspreken te bewijzen, die tot het oordeel leiden dat zich een winstuitkering voordoet (vgl. RvB 27 april 1994, nr.1993/4, TAR/J 1997, nr.3, 4.8.). Om de inhoud van de bewijslast te bepalen is vooreerst nodig om een oordeel te geven over de inhoud van de term winstuitkering in de LWB. Naar het oordeel van de Raad doet zo’n winstuitkering zich voor indien aan een commissaris, gecommitteerde, bestuurder of beherend vennoot een uitkering uit de winst wordt gegeven. Daarbij doet niet ter zake of die uitkering wordt gegeven wegens verrichte arbeid. Van essentieel belang is derhalve, naast de kwaliteit van de ontvanger, of de uitkering winstbepalend dan wel winstverdelend van aard is. De eerste categorie uitkeringen behoort tot de ondernemingskosten, de tweede niet. Indien de uitkering wordt gegeven onafhankelijk van het behaalde resultaat dan behoort zij tot de eerste categorie. De bewijslast die in dat verband op de Inspecteur rust houdt derhalve in het aannemelijk maken van feiten en/of omstandigheden die leiden tot het oordeel dat de gegeven tantièmes winstverdelend van aard zijn.
4.3. De Inspecteur heeft in het kader van de hiervoor aan hem toegedeelde bewijslast gesteld dat de tantièmes een wisselend verloop hebben en qua hoogte verschillen tussen Römer en Hoogendijk. Appellante heeft het gestelde als voormeld gemotiveerd bestreden: het bedrag werd steeds gesteld op ca. Naf 30.000 per persoon; er is geen verband met het resultaat dat in de vermelde jaren voor Staal Antillen N.V. varieerde van ruim Naf 400.000 tot Naf 1.400.000 en voor Heru N.V. van ruim Naf 100.000 tot bijna Naf 500.000. Voorts werd over 1989 aan Römer een tantième van Naf 30.000 toegekend, terwijl het resultaat van Heru N.V. negatief was. Naar het oordeel van de Raad is het door appellante in het kader van haar ontkenning gestelde aannemelijk, met dien verstande dat de aan Römer en Hoogendijk in 1990 uitbetaalde tantièmes in totaal Naf 40.000 beliepen.
4.4. Naar het oordeel van de Raad heeft de Inspecteur de door hem gestelde feiten in het licht van de gemotiveerde ontkenning daarvan door appellante niet aannemelijk gemaakt. Mitsdien kan niet worden geoordeeld dat de uitkeringen onder de benaming tantième door appellante gedaan aan Römer en Hoogendijk winstuitkeringen zijn in de zin van artikel 6, lid 2, letter e LWB. Het gelijk is derhalve aan appellante; de uitspraken dienen te worden vernietigd en de aanslagen verminderd tot naar belastbare bedragen van
Naf (1.519.100 -/- 24.000) 1.495.100 (1990),
resp. Naf (475.200 -/- 37.923) 437.277 (1991),
resp. Naf (593.100 -/- 36.000) 557.100 (1992),
resp. Naf (1.474.900 -/- 33.000) 1.441.900 (1993).
4.5. Tot de toekenning van een proceskostenvergoeding als door appellante verzocht is de Raad niet bevoegd.
De Raad vernietigt de beschikkingen waarvan beroep en vermindert de aanslagen tot naar belastbare bedragen van Naf 1.495.100 (1990), resp. 437.277 (1991), resp. 557.100 (1992), resp. 1.441.900 (1993).
mrs. Van Gijn, voorzitter, Ilsink en Groeneveld, leden