ECLI:NL:ORBBNAA:2001:BU4328

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
1 oktober 2001
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2000/184
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • L. van Gijn
  • C.W.M. van Ballegooijen
  • L.F. van Kalmthout
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep inzake teruggaaf van invoerrechten en accijnzen met betrekking tot software en hardware

In deze zaak heeft appellante, M N.V., beroep ingesteld tegen de beslissing van de Inspecteur der Belastingen die haar verzoek om teruggaaf van invoerrechten en accijnzen heeft afgewezen. De zaak betreft de invoer van goederen, waaronder software, waarvoor appellante invoerrechten heeft betaald. De Inspecteur heeft de teruggaaf geweigerd op basis van de stelling dat appellante hardware heeft ingevoerd, terwijl zij betoogt dat het uitsluitend om software gaat.

De procedure begon met een aangifte ten invoer op 26 november 1998, waarbij appellante invoerrechten en algemene bestedingsbelasting heeft voldaan. De Inspecteur ontving een verzoek om teruggaaf op 15 december 1998, dat later werd afgewezen. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd ook afgewezen. Vervolgens heeft appellante beroep ingesteld bij de Raad van Beroep voor Belastingzaken.

Tijdens de zitting op 3 april 2001 in Curaçao zijn beide partijen gehoord. Appellante heeft bewijsstukken overgelegd, waaronder een factuur van M Data GmbH en een verklaring van DHL. De Raad heeft de argumenten van appellante en de Inspecteur gewogen. De Raad oordeelt dat appellante niet heeft aangetoond dat de ingevoerde goederen uitsluitend software waren en dat de Inspecteur terecht de teruggaaf heeft geweigerd.

De Raad concludeert dat het beroep ongegrond is en bevestigt de beslissing van de Inspecteur. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor appellante om voldoende bewijs te leveren ter ondersteuning van haar claims, vooral in gevallen waar de aard van de ingevoerde goederen ter discussie staat.

Uitspraak

Beschikking van 1 oktober 2001, nr. 2000/184
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Curaçao,
inzake:
belanghebbende
tegen
de Inspecteur der Belastingen
1. Loop van het geding
1.1. Namens appellante is op 26 november 1998 een aangifte ten invoer gedaan, waartoe gebruik is gemaakt van het invoerdocument nr. I 51839, model C400 C. De naam van appellante was toen nog M N.V. Volgens de aangifte was aan invoerrechten verschuldigd een bedrag van NAf 3.773,71 en aan algemene bestedingsbelasting een bedrag van NAf 2.382,82. Het totaal van deze bedragen – NAf 6.156,53 – is door of namens appellante voldaan.
1.2. Bij brief van 15 december 1998, door de Inspecteur ontvangen op 17 december 1998, is namens appellante gevraagd om gedeeltelijke teruggaaf van de hiervóór bedoelde rechten en belastingen.
1.3. Bij beschikking van 18 februari 1999 heeft de Inspecteur het verzoek van appellante afgewezen.
1.4. Op 8 maart 1999 is bij de Inspecteur een bezwaarschrift van appellante binnengekomen. Dit bezwaarschrift is aangevuld bij brief van appellante van 17 maart 1999.
1.5. Bij beslissing van 19 juni 2000 heeft de Inspecteur ook het bezwaar van appellante afgewezen.
1.6. Appellante heeft tegen laatstbedoelde beslissing beroep ingesteld. Het beroepschrift is op 18 juli 2000 bij de Raad ingekomen. Appellante heeft bij brief van 15 september 2000 haar beroepschrift aangevuld.
1.7. De zaak is behandeld ter zitting van de Raad van 3 april 2001 op Curaçao. Namens appellante zijn ter zitting verschenen: W. Smit en A. Zwetsloot; namens de Inspecteur: B. Rietveld en I. Alias-Vlijt.
2. Vaststaande feiten
2.1. Op het door appellante gebezigde invoerdocument is in de rubriek “goederenomschrijving” ingevuld respectievelijk “CTNS computermachine onderdelen”, “CD-ROM” en “Diskette”. Als douanewaarde van de voornoemde posten is opgegeven respectievelijk NAf 35.911, NAf 19 en NAf 10.
2.2. Tot de gedingstukken behoort een door de Douane afgestempelde factuur welke op de ten invoer aangegeven goederen betrekking heeft. Deze factuur – afkomstig van M Data GmbH, gevestigd in Wenen – vermeldt onder het kopje “Article Description” respectievelijk “CORONA CS Client (1-5 conc.users)(prev.sys.5> yrs in prod.)”, CORONA CS Data migration Utility (PC/DOS Rel 4.0)” en CORONA CS Low range-Server (prev.sys. 5> yrs in prod.)”. Onder de “Article Despcription” is vervolgens de waarde van de in de factuur genoemde goederen gespecificeerd, en wel als volgt:
Value of software/items: US$ 19.693,00
Value of medium: 1x CD-ROM US$ 10,00
1x Diskette US$ 5,00
TOTAL COST US$ 19.708,00
2.3. In het namens appellante ingediende verzoek om teruggaaf van invoerrecht en algemene bestedingsbelasting heeft DHL verklaard:
“Based on what was stated on the commercial invoice we did the calculation, totally unaware of the fact that the shipper “Management Data GmbH” also mentioned the intellectual (original) value of the program on the software by mistake. The fact is, the value of the software (and not the information on it) is US$ 10.00. The value of the program (information on the software) was only for internal use, information from shipper to recipient (M NV), and not for customs purposes. Actually what was supposed to be mentioned on the commercial invoice is the value of 1 CD ROM US$ 10.00 and 1 Diskette US$ 5.00.”
2.4. Appellante heeft ter zitting een kopie van een brief van het in New York gevestigde bedrijf S overgelegd, gedagtekend 30 maart 2001. Deze brief houdt in, voorzover hier van belang:
”As your provider for the CORONA CS Cash Reconciliations software, I wanted to acknowledge your question regarding the application.
The CORONA CS reconciliation is software that S has installed at M’s office to enable your bank to reconcile transaction between your general ledger and custodial interfaces.
The application is officially classified as software and not hardware.”
3. Het geschil en de standpunten van partijen
3.1. Appellante stelt dat hetgeen zij heeft ingevoerd bestond uit een CD-rom en een diskette, alsmede uit software die op eerstgenoemde gegevensdrager was opgeslagen, doch niet uit hardware, zoals de tekst van het gebruikte invoerdocument suggereert.
3.2. Voorts is appellante van opvatting dat de waarde van software als door haar bedoeld niet begrepen mag worden in de grondslag waarnaar rechten en belastingen ter zake van invoer worden geheven. In dit verband heeft appellante zich ter zitting mede beroepen op het vertrouwen dat – naar zij stelt – bij haar is gewekt door een telefonische mededeling van een ambtenaar ter inspectie, R, erop neerkomend dat de over de software geheven rechten en belastingen zullen worden teruggegeven indien appellante in staat is aan te tonen dat hetgeen is ingevoerd inderdaad deels software betreft.
3.3. De Inspecteur betwist vooreerst dat appellante – in tegenstelling tot de vermelding op het invoerdocument – geen “computermachine onderdelen”, derhalve hardware, heeft ingevoerd. Bovendien is de Inspecteur van mening dat, al ware dit anders, ook de waarde van software is onderworpen aan rechten en belastingen ter zake van invoer. De Inspecteur ontkent gebonden te zijn aan de door appellante gestelde toezegging.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat appellante, die stelt dat zij – anders dan het door haar gebezigde invoerdocument doet vermoeden – geen hardware heeft ingevoerd, tegenover de betwisting door de Inspecteur aannemelijk dient te maken dat zij uitsluitend een CD-rom, een diskette, alsmede op de CD-rom opgeslagen software heeft ingevoerd.
4.2. Naar het oordeel van de Raad is appellante hierin niet geslaagd. De verklaring van DHL, opgenomen in het verzoek om teruggaaf, maakt onvoldoende duidelijk waarom op het invoerdocument één van de ingevoerde goederen is omschreven als “CTNS computermachine onderdelen”, indien in werkelijkheid geen sprake van hardware doch van software is geweest. Aan de brief van S kent de Raad geen overtuigingskracht toe, reeds omdat uit de brief niet duidelijk wordt welke de relatie is tussen S en M Data GmbH, noch uit welken hoofde S eigen wetenschap heeft betreffende de aangifte ten invoer en de goederen waarop deze aangifte feitelijk betrekking heeft.
4.3. Het voorgaande brengt mee dat geen betekenis toekomt aan de door appellante gestelde toezegging door de belastingambtenaar R, aangezien die toezegging ook volgens appellante afhankelijk was van de voorwaarde dat appellante kon aantonen dat geen hardware was ingevoerd.
4.4. Het gelijk is derhalve aan de Inspecteur.
5. Beslissing
De Raad verklaart het beroep ongegrond.
mrs. L. van Gijn als voorzitter en de leden C.W.M. van Ballegooijen en L.F. van Kalmthout