ECLI:NL:ORBBNAA:2001:BU4341

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
14 september 2001
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2000/201-210 tussenbeschikking
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • L. van Gijn
  • C.W.M. van Ballegooijen
  • L.F. van Kalmthout
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering vertegenwoordiging appellante door ex-ambtenaar ter Inspectie in belastingzaken

In deze tussenbeschikking van de Raad van Beroep voor Belastingzaken, gedateerd 14 september 2001, wordt de weigering van de vertegenwoordiging van appellante door R, een ex-ambtenaar van de Inspectie, behandeld. De zaak betreft naheffingsaanslagen in de premieheffing AOV/AWW en loonbelasting over de periode van 1 januari 1992 tot en met 31 december 1996. De Inspecteur der Belastingen had op 5 december 1997 naheffingsaanslagen opgelegd, waartegen appellante bezwaar maakte. De Inspecteur besliste op deze bezwaren op 8 augustus 2000, waarna appellante in beroep ging bij de Raad. Tijdens de zitting op 17 april 2001 in Aruba werd duidelijk dat R, die als gemachtigde van appellante optrad, eerder betrokken was bij de controle en de eindbespreking met de Belastingaccountantsdienst (BAD). De Raad oordeelde dat R, door zijn eerdere betrokkenheid, niet onpartijdig kon optreden in deze zaak. De Raad hield rekening met de geheimhoudingsplicht van R en de belangen van de Inspecteur, die vreest dat zijn belangen geschaad worden door de betrokkenheid van R. De Raad besloot dat R niet als gemachtigde kon optreden, en gaf appellante de gelegenheid om een andere vertegenwoordiger aan te stellen voor de verdere procedure.

Uitspraak

Beschikking van 14 september 2001, nr. 2000/201-210 tussenbeschikking
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Aruba,
inzake:
belanghebbende
tegen
de Inspecteur der Belastingen
1. Loop van de gedingen
1.1. Met dagtekening 5 december 1997 heeft de Inspecteur in de zaken met de registratienummers RvBB 2000/201-210 naheffingsaanslagen opgelegd in de premieheffing AOV/AWW, respectievelijk de loonbelasting over het tijdvak 1 januari 1992 tot en met 31 december 1996.
1.2 Daartegen is namens appellante bij brieven van 5 februari 1998 bezwaar gemaakt.
1.3 De Inspecteur heeft op de bezwaarschriften beslist bij beschikkingen van 8 augustus 2000.
1.4 Tegen deze beschikkingen is namens appellante bij brieven van 14 september 2000 in beroep gekomen bij de Raad. De Inspecteur heeft op 19 maart 2001 alsnog vertoogschriften ingediend.
1.5 De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgevonden ter zitting van de Raad van 17 april 2001, gehouden in Aruba.
Appellante is verschenen bij gemachtigde R, werkzaam bij X. Namens de Inspecteur zijn verschenen mr. A, vergezeld tot haar bijstand door B en C.
2. Overwegingen
2.1 Uit de gedingstukken (productie 6 bij de vertoogschriften) en het verhandelde ter zitting is gebleken dat er door de Belastingaccountantsdienst (BAD) destijds bij appellante een controle is ingesteld, waarvan de resultaten met appellante toen zijn besproken. Bij die bespreking is de huidige gemachtigde van appellante, R, in zijn toenmalige hoedanigheid van ambtenaar ter Inspectie betrokken geweest. Ook is R in die hoedanigheid aanwezig geweest bij de eindbespreking tussen de BAD en appellante.
Ter zitting is tevens gebleken dat R bij voornoemde bespreking(en) inzake de betreffende materie een standpunt heeft ingenomen en kenbaar heeft gemaakt, alsmede dat de Inspecteur naar aanleiding van die eindbespreking de bestreden naheffingsaanslagen heeft opgelegd.
2.2 De Inspecteur heeft te kennen gegeven dat hij zich in de verdediging van het standpunt geschaad voelt door de omstandigheid dat R als ex-ambtenaar ter Inspectie bij de zaken betrokken is geweest.
2.3 R heeft geantwoord dat hij per 1 juni 2000 in dienst is getreden bij X en dat hij niet betrokken is geweest bij de concipiëring van de beschikkingen op de bezwaren.
Voorts heeft hij opgemerkt dat er bij (zijn indiensttreding bij) X geen afspraken zijn gemaakt over het niet-behandelen door ex-ambtenaren ter Inspectie van zaken waarbij zij in hun vroegere ambtelijke hoedanigheid betrokken zijn geweest.
R heeft ter zitting voorts gewezen op de geheimhoudingsplicht waaraan hij ook als ex-ambtenaar is gehouden. Hem zijn geen regels bekend die hem in zijn hoedanigheid van belastingadviseur in dit opzicht een beperking opleggen. Hij heeft er ten slotte zijn verbazing over geuit dat in een kleinschalige gemeenschap als de Arubaanse belasting(advies)praktijk van een betrokkenheid als in casu een probleem wordt gemaakt.
2.4 De Raad constateert dat R indertijd nauw betrokken was bij het interne beraad over deze zaak ter Inspectie, dat hij (mede-) verantwoordelijkheid draagt voor de bestreden naheffingsaanslagen, dat hij in zijn vertegenwoordiging van appellante niet geacht wordt van dit intern beraad op de hoogte te zijn, dat hij gehouden is om enerzijds de belangen van zijn client te dienen en anderzijds als gewezen ambtenaar geheimhouding te betrachten en aldus het belang van de Inspecteur in acht te nemen, dat de Inspecteur in redelijkheid kan vrezen dat dit laatste belang geschaad wordt en dat R tegenover de Inspecteur niet betamelijk handelt door in deze zaak als gemachtigde van appellante op te treden.
Met toepassing van artikel 9, eerste lid, van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken 1940 wordt derhalve de vertegenwoordiging van appellante door R geweigerd.
2.5 De Raad zal iedere verdere beslissing voorshands aanhouden en de mondelinge behandeling van de zaken ter nader te bepalen zitting voortzetten.
3. Beslissing
De Raad van Beroep:
weigert in de onderhavige zaken de vertegenwoordiging van appellante door R;
stelt appellante, dan wel haar gemachtigde in de gelegenheid om een andere gemachtigde, dan wel een andere vertegenwoordiger dan R het beroepschrift te laten aanvullen voor 5 oktober 2001 en haar te doen vertegenwoordigen op een volgende zitting van de Raad;
houdt iedere verdere beslissing aan.
mrs. L. van Gijn, C.W.M. van Ballegooijen en L.F. van Kalmthout