ECLI:NL:ORBBNAA:2002:BU4434

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
2 december 2002
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2001/241
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • L. van Gijn
  • J.W. Ilsink
  • L.F. van Kalmthout
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verschoonbare termijnoverschrijding bij aangifte inkomstenbelasting 1996

In deze zaak gaat het om een geschil tussen appellant en de Inspecteur der Belastingen over de termijnoverschrijding bij het indienen van een bezwaarschrift tegen een aanslag inkomstenbelasting voor het belastingjaar 1996. Appellant ontving op 1 maart 1997 een aangiftebiljet dat hij voor 1 mei 1997 moest indienen, met uitstel tot 15 december 1997. De Inspecteur had op 9 oktober 1998 nog geen aangifte ontvangen en legde daarom ambtshalve een aanslag op. Appellant heeft op 1 juni 2001 een kopie van zijn aangiftebiljet ingeleverd, omdat hij op 14 mei 2001 ontdekte dat de Inspecteur het aangiftebiljet voor 1996 niet had ontvangen. De Inspecteur verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding.

Appellant heeft op 6 juli 2001 beroep ingesteld bij de Raad van Beroep voor Belastingzaken. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 april 2002 zijn beide partijen verschenen. De Raad heeft vastgesteld dat de bezwaartermijn eindigde op 9 december 1998, maar dat appellant pas op 14 mei 2001 zich bewust werd van de aanslag. De Raad oordeelt dat appellant redelijkerwijs niet in staat was om binnen de termijn bezwaar te maken en dat zijn ingediende kopie van het aangiftebiljet terecht als bezwaarschrift is aangemerkt.

De Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de beschikking op bezwaar en verwijst de zaak terug naar de Inspecteur. De Inspecteur moet binnen zes maanden na de uitspraak op het bezwaar beschikken, anders geldt dit als een weigering om uitspraak te doen, waartegen beroep openstaat. Deze uitspraak benadrukt het belang van rechtsbescherming en de mogelijkheid voor belastingplichtigen om tijdig bezwaar te maken, zelfs na termijnoverschrijding, indien zij redelijkerwijs niet in staat waren om binnen de gestelde termijn te reageren.

Uitspraak

Beschikking van 2 december 2002, nr. 2001/241
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Curaçao,
inzake:
belanghebbende
tegen
de Inspecteur der Belastingen
1. Procesverloop
1.1. Aan appellant is op 1 maart 1997 een aangiftebiljet inkomstenbelasting 1996 toegezonden, dat hij binnen 60 dagen, dus voor 1 mei 1997 ingevuld moest terugzenden. Voor het indienen van het biljet heeft hij uitstel gekregen tot 15 december 1997. Op 9 oktober 1998 had de Inspecteur het aanslagbiljet nog niet retour ontvangen, reden waarom hij toen ambtshalve een taxatieve aanslag heeft opgelegd.
1.2. Op 1 juni 2001 heeft appellant ter inspectie een kopie van zijn aangiftebiljet ingeleverd. Die kopie is door de Inspecteur als een bezwaarschrift tegen de aanslag aangemerkt. Bij beschikking van 4 juli 2001 heeft de Inspecteur het bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.
1.3. Tegen de beschikking op bezwaar heeft appellant op 6 juli 2001 beroep bij de Raad ingesteld. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend. De mondelinge behandeling van het beroep heeft plaatsgehad ter zitting van de Raad op 8 april 2002. Beide partijen zijn verschenen.
2. Beoordeling van het beroep
2.1. Ingevolge het bepaalde in art. 43, lid 1, Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (LIB) (tekst tot 18 augustus 2001) kan hij die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting binnen twee maanden na de dagtekening ervan bezwaar maken bij de Inspecteur. Indien de aangeslagene redelijkerwijs niet in staat kon worden geacht binnen deze termijn een bezwaarschrift in te dienen, zo luidt art. 43, lid 3, LIB, wordt de bezwaartermijn verlengd, zodanig dat een nieuwe termijn van twee maanden begint te lopen vanaf de dag waarop de aangeslagene redelijkerwijs wel in staat kon worden geacht een bezwaarschrift in te dienen.
2.2. Vaststaat dat de onderhavige aanslag is gedagtekend 9 oktober 1998. De bezwaartermijn eindigde derhalve op 9 december 1998. Nu appellant niet binnen die termijn bezwaar heeft gemaakt, moet worden beoordeeld of hij daartoe redelijkerwijs niet in staat is geweest.
2.3. In dat verband heeft het volgende te gelden:
i. het adres waarop de woning van appellant is geregistreerd, a-straat 1, is ook het adres waarop twee andere woningen zijn geregistreerd; er zijn op Curaçao dus drie woningen met hetzelfde adres;
ii. op 14 mei 2001 heeft appellant zijn aangiftebiljet IB 2000 ter inspectie ingeleverd; toen is hem duidelijk geworden dat de Inspecteur het aangiftebiljet IB 1996 niet had ontvangen; daarom heeft appellant op 1 juni 2001 een kopie van dat aangiftebiljet ingeleverd.
2.4. Op grond van evenvermelde feiten en omstandigheden is de Raad van oordeel dat appellant eerst op 14 mei 2001 gewaar werd dat hem een aanslag IB 1996 was opgelegd, zodat moet worden gezegd dat hij toen pas redelijkerwijs in staat was een bezwaarschrift in te dienen. Nu hij op 1 juni 2001 een kopie van zijn aangiftebiljet heeft ingeleverd en die kopie door de Inspecteur terecht als een bezwaarschrift is aangemerkt, is de Raad van oordeel dat appellant tijdig een bezwaarschrift heeft ingediend. Het beroep is dus gegrond; de beschikking op bezwaar moet worden vernietigd.
2.5. De Inspecteur heeft het bezwaarschrift niet inhoudelijk beoordeeld. Daartoe moet hij alsnog in de gelegenheid worden gesteld. Daarom zal de Raad de zaak terugverwijzen naar de Inspecteur. Uit een oogpunt van rechtsbescherming zal de Raad verstaan dat de Inspecteur binnen zes maanden na de dagtekening van deze uitspraak op het bezwaar zal beschikken. Mocht de Inspecteur in gebreke blijven, dan geldt zulks als een weigering uitspraak te doen, waartegen beroep op de Raad open staat.
3. Beslissing
De Raad:
• verklaart het beroep gegrond;
• vernietigt de beschikking op bezwaar;
• verwijst de zaak terug naar de Inspecteur;
• verstaat dat de Inspecteur binnen zes maanden na de dagtekening van deze uitspraak op het bezwaar beschikt.
mrs. L. van Gijn, J.W. Ilsink en L.F. van Kalmthout