ECLI:NL:ORBBNAA:2003:BT8992

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
4 november 2003
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2002/137
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Gijn
  • A. Groeneveld
  • J. Overgaauw
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aftrekbaarheid van premies levensverzekering in de inkomstenbelasting en geschil over onderhoudskosten

In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 4 november 2003 uitspraak gedaan over de aftrekbaarheid van premies van levensverzekeringen in de inkomstenbelasting voor het belastingjaar 1998. Appellant had bezwaar gemaakt tegen een aanslag in de inkomstenbelasting, welke aanslag was opgelegd voor het jaar 1998. Het bezwaarschrift werd op 21 maart 2001 ingediend, maar de Inspecteur heeft pas op 10 oktober 2003 afwijzend beschikt op het bezwaar. Appellant had ondertussen beroep ingesteld tegen de fictieve weigering van de Inspecteur om op het bezwaar te beslissen. De Raad heeft het beroepschrift van appellant aangemerkt als een tijdig ingesteld beroep tegen de uitspraak van de Inspecteur.

Tijdens de mondelinge behandeling op 30 oktober 2003 in Willemstad, zijn beide partijen verschenen. De Raad heeft vastgesteld dat partijen overeenstemming hebben bereikt over het bedrag aan aftrekbare onderhoudskosten van de eigen woning van appellant, dat is vastgesteld op 50% van de opgevoerde kosten, zijnde Naf. 36.602. Het geschilpunt dat resteerde was de vraag of de aftrek van premies van levensverzekering, zoals bedoeld in artikel 16 van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943, verlaagd diende te worden met de verplichte bijdragen voor spaar- en voorzieningsfondsen.

De Raad heeft geoordeeld dat de aftrek van premies van levensverzekering inderdaad verlaagd dient te worden met de bijdragen voor spaar- en voorzieningsfondsen, zoals de Inspecteur had gesteld. Dit betekent dat het beroep van appellant gegrond is verklaard, de uitspraak op bezwaar is vernietigd en de aanslag is verminderd tot een belastbaar inkomen van Naf. 100.863. De Raad heeft hiermee de belangen van beide partijen in overweging genomen en een beslissing genomen die recht doet aan de geldende belastingwetgeving.

Uitspraak

Beschikking van 4 november 2003, nr. 2002/137.
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Curaçao,
1. Het procesverloop.
1.1. Aan appellant is voor het jaar 1998 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd.
1.2. Appellant heeft tijdig bezwaar gemaakt tegen voormelde aanslag, welk bezwaarschrift bij de Inspecteur binnenkwam op 21 maart 2001. De Inspecteur heeft eerst met dagtekening 10 oktober 2003 afwijzend beschikt op het bezwaarschrift. Inmiddels had appellant beroep ingesteld bij de Raad tegen de zogenoemde fictieve weigering om op het bezwaar tegen de aanslag te beslissen, welk beroepschrift ter griffie van de Raad werd ontvangen op 22 maart 2002. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend. Om redenen van proceseconomie merkt de Raad het door appellant ingediende beroepschrift aan als een tijdig ingesteld beroep tegen de door de Inspecteur gedane uitspraak.
1.3 Op 30 oktober 2003 heeft ter zitting van de Raad in Willemstad de mondelinge behandeling plaatsgevonden van deze zaak. Beide partijen verschenen ter zitting.
2. Geschil
Ter zitting hebben partijen overeenstemming bereikt over het bedrag aan aftrekbare onderhoudskosten van de eigen woning van appellant. Dit bedrag dient gesteld te worden op 50% van de opgevoerde kosten ad Naf. 73.204, derhalve op Naf. 36.602. Partijen hebben afgesproken ook voor de volgende jaren 50% van de opgevoerde onderhoudskosten als aftrekbaar onderhoud aan te merken.
Appellant heeft voorts het geschilpunt met betrekking tot het aan zijn ouders verstrekte levensonderhoud laten vallen.
Als geschilpunt resteert dan tussen partijen het antwoord op de vraag of de aftrek van premies van levensverzekering als bedoeld in artikel 16, lid 1, aanhef en onder e, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (LvIB), wordt verlaagd met de ingevolge een pensioenregeling verplichte bijdrage in de pensioenpremies en de verplichte bijdragen voor spaar- en voorzieningsfondsen. Door de Inspecteur wordt de vraag bevestigend beantwoord en door appellant ontkennend.
3. De standpunten van partijen
Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de ge¬dingstukken.
4. Beoordeling van het geschil.
4.1. Ten aanzien van het enige tussen partijen resterende geschilpunt oordeelt de Raad als volgt.
Het tweede lid van artikel 16 LvIB, welk artikel de persoonlijke lasten regelt, bepaalt dat premies van levensverzekering, lijfrente of pensioenverzekering, met een hier niet terzake doende uitzondering, aftrekbaar zijn tot 5% van het onzuivere inkomen, maar tot geen hoger bedrag dan Naf. 1.000.
Verder wordt bepaald dat voor hen op wie het bepaalde in artikel 9, zesde lid – bedoeld is artikel 9, zevende lid –, van toepassing is voormelde premies van levensverzekering slechts voor aftrek in aanmerking komen, indien en voor zover de aftrek volgens laatstgenoemd artikel van bijdragen voor spaar- en voorzieningsfondsen beneden de grens van 5% van het onzuivere inkomen en tevens Naf. 1000 blijft. Door de formulering “indien en voor zover”, zoals hiervoor weergegeven, wordt de aftrek van premies van levensverzekering in het onderhavige geval, zoals de Inspecteur stelt, verlaagd met de bijdragen voor spaar- en voorzieningsfondsen.
4.2. Uit het hiervoor overwogene volgt dat het gelijk op het resterende geschilpunt aan de Inspecteur is. Het ter zitting bereikte compromis op het punt van de aftrekbare onderhoudskosten brengt mee dat het beroep gegrond is en het belastbare inkomen dient te worden verminderd met
Naf. 27.555 (36.602 (50% van het opgevoerde onderhoud) minus het geaccepteerde bedrag ad 9.047) tot Naf. 100.863 ( 128.418 minus 27.555).
5. Beslissing
De Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en vermindert de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen van Naf. 100.863.
mrs. Van Gijn, Groeneveld en Overgaauw