ECLI:NL:ORBBNAA:2003:BT8997

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
4 november 2003
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2002/047
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Gijn
  • A. Groeneveld
  • J. Overgaauw
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingplichtige en de rechtsgeldigheid van aanslag na overlijden

In deze zaak, behandeld door de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 4 november 2003, staat de rechtsgeldigheid van een belastingaanslag centraal, nadat de belastingplichtige op 24 juli 1998 is overleden. De belastingplichtige had voor het belastingjaar 1994 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd gekregen. Tegen deze aanslag is tijdig bezwaar gemaakt, en na de uitspraak op het bezwaar is beroep ingesteld bij de Raad. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend, en de mondelinge behandeling vond plaats in Willemstad, waar de Inspecteur aanwezig was, maar de appellant niet.

Het geschil draait om de vraag of de Inspecteur de aanslag moet vernietigen, gezien het overlijden van de belastingplichtige. De Raad overweegt dat de aanslag, die deel uitmaakt van de nalatenschap van de belastingplichtige, rechtsgeldig blijft, ondanks haar overlijden. De Raad concludeert dat de aanslag niet ongeldig wordt door het overlijden van de belastingplichtige, en dat er geen verdere bezwaren zijn geformuleerd door de appellant tegen de aanslag.

Uiteindelijk verklaart de Raad het beroep ongegrond, waarmee de aanslag in stand blijft. Deze uitspraak benadrukt het principe dat belastingaanslagen deel uitmaken van de nalatenschap en dat het overlijden van de belastingplichtige geen invloed heeft op de belastingschuld.

Uitspraak

Beschikking van 4 november 2003, nr. 2002/047.
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Curaçao,
1. Het procesverloop.
1.1. Aan de belastingplichtige is voor het jaar 1994 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd.
1.2. Tegen de aanslag is tijdig bezwaar gemaakt. Tegen de uitspraak op het bezwaar is tijdig beroep ingesteld bij de Raad. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.3 Op 4 november 2002 heeft ter zitting van de Raad in Willemstad de mondelinge behandeling plaatsgevonden van deze zaak. De Inspecteur is verschenen ter zitting; appellant is niet verschenen met bericht van verhindering.
2. Geschil
Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de Inspecteur de aanslag behoort te vernietigen nu de belastingplichtige op 24 juli 1998 is overleden.
3. Beoordeling van het geschil.
3.1. [belastingplichtige] heeft in 1994 inkomsten genoten, waarvoor zij in de belastingheffing is betrokken. Dat zij nadien is overleden doet niet af aan de rechtsgeldigheid van de aan haar opgelegde aanslag, welke deel uitmaakt van haar nalatenschap.
3.2. Nu appellant tegen de onderhavige aanslag geen verdere bezwaren heeft geformuleerd, volgt uit het hiervoor overwogene dat het beroep ongegrond is.
6. Beslissing
De Raad verklaart het beroep ongegrond
mrs. Van Gijn, Groeneveld en Overgaauw