ECLI:NL:ORBBNAA:2003:BU3694

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
3 juni 2003
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2001/548-550
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • L. van Gijn
  • J.W. Ilsink
  • C.W.M. van Ballegooijen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de beslissing van de Gouverneur inzake belastingvrijstellingen op basis van de Landsverordening ter bevordering van bedrijfsvestiging en hotelbouw

In deze zaak hebben appellanten, bestaande uit drie verwante vennootschappen, beroep ingesteld tegen de beslissing van de Gouverneur van de Nederlandse Antillen inzake belastingvrijstellingen. De appellanten hadden op 23 september 1999 verzoeken ingediend voor belastingvrijstellingen op basis van artikel 2 van de Landsverordening ter bevordering van bedrijfsvestiging en hotelbouw (LBBH). De Gouverneur verleende op 7 mei 2001 de verzochte vrijstellingen onder voorwaarden, maar de appellanten dienden op 8 juni 2001 bezwaarschriften in tegen deze besluiten. De Gouverneur verklaarde de bezwaren hoofdzakelijk ongegrond in zijn thans bestreden besluiten.

De Raad van Beroep voor Belastingzaken, zitting houdende in Curaçao, heeft de procedure in deze zaak behandeld. De secretaris van de Raad had de Inspecteur der Belastingen uitgenodigd om een vertoogschrift in te dienen, maar de Inspecteur heeft hier niet op gereageerd. De Raad heeft op 26 maart 2003 een zitting gehouden waarbij de appellanten en de Gouverneur vertegenwoordigd waren. De Raad heeft vastgesteld dat de secretaris onterecht de Inspecteur als verweerder had aangemerkt, maar dat dit geen gevolgen had voor de procedure, aangezien de Gouverneur als verwerend bestuursorgaan aanwezig was en verweer heeft gevoerd.

De Raad heeft vervolgens de relevante wetgeving en de rechtsgang beoordeeld. Tot 1 december 2001 kon er tegen de beslissing op het verzoek om vrijstelling binnen twee maanden een bezwaarschrift worden ingediend bij de Gouverneur. De appellanten hebben hier gebruik van gemaakt. Echter, met de wijziging van de rechtsgang per 1 december 2001, was er geen mogelijkheid meer voor beroep bij de Raad tegen besluiten die voor deze datum waren genomen. Aangezien de bestreden Landsbesluiten vóór deze datum waren gegeven, kon de Raad de appellanten niet-ontvankelijk verklaren in hun beroep.

Uitspraak

Beschikking van 3 juni 2003, nr. 2001/548-550.
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Curaçao,
1. Loop van het geding
1.1. Op 20 december 2001 zijn namens appellanten (red: 3 verwante vennootschappen) bij de Raad beroepschriften ingediend tegen de Landsbesluiten van 25 oktober 2001, nos. 6, 7 en 8.
1.2. Bij brieven van 5 maart 2002 heeft de secretaris van de Raad appellanten ervan in kennis gesteld dat de beroepen niet of niet voldoende zijn gemotiveerd en appellanten in de gelegenheid gesteld de beroepschriften binnen zes weken “aan te vullen”.
Bij brieven van 26 april 2002 heeft de toenmalige gemachtigde van appellanten de motivering voor de beroepen aan de Raad doen toekomen.
1.3. Bij brief van 20 juni 2002 heeft de secretaris van de Raad de Inspecteur der Belastingen te Curaçao uitgenodigd binnen zes weken een vertoogschrift in te dienen. Aan die uitnodiging heeft de Inspecteur niet voldaan.
1.4. Appellanten en de Inspecteur zijn bij brieven van de secretaris van 7 maart 2003 uitgenodigd voor de mondelinge behandeling van de zaken ter zitting van de Raad te verschijnen. Zitting heeft plaatsgehad op 26 maart 2003.
Appellanten hebben zich doen vertegenwoordigen door S. Verweerder (red: de Gouverneur van de Nederlandse Antillen) heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. L, werkzaam bij de Directie Fiscale Zaken van het Ministerie van Financien.
2. Feiten
Voor zover voor de beoordeling van de beroepen relevant staan de volgende feiten vast.
2.1. Appellanten hebben op 23 september 1999 tot verweerder verzoeken gericht in aanmerking te komen voor belastingvrijstellingen als bedoeld in artikel 2 van de Landsverordening ter bevordering van bedrijfsvestiging en hotelbouw (P.B. 1953, no. 194; in het vervolg afgekort: LBBH).
2.2. Bij Landsbesluiten van 7 mei 2001 heeft verweerder de verzochte vrijstellingen onder voorwaarden verleend. Daartegen hebben appellanten bij brieven van 8 juni 2001 bezwaarschriften ingediend.
2.3. Bij de thans bestreden besluiten heeft de Gouverneur de bezwaren hoofdzakelijk ongegrond verklaard.
3. Beoordeling
3.1. De secretaris heeft op onjuiste gronden de Inspecteur der Belastingen tijdens het vooronderzoek als verweerder aangemerkt, deze verzocht te vertogen en mededeling gedaan van de zittingsbehandeling. Aan deze omissie behoeven evenwel geen gevolgen te worden verbonden, nu de Gouverneur - voorafgaand aan de zitting - als verwerend bestuursorgaan ten aanzien van de bestreden besluiten heeft meegedeeld ter zitting (bij gemachtigde) aanwezig te zullen zijn en hij daar ook - deugdelijk vertegenwoordigd - is verschenen en verweer heeft gevoerd.
3.2. Met betrekking tot de in deze toepasselijke rechtsgang overweegt de Raad als volgt.
Tot 1 december 2001 kon ingevolge artikel 13b van de LBBH tegen de beslissing op het verzoek om vrijstelling van belasting binnen twee maanden na dagtekening een bezwaarschrift worden ingediend bij de Gouverneur.
Appellanten hebben daarvan gebruik gemaakt.
3.3. Bij artikel XX van de Invoeringslandsverordening administratieve rechtspraak (P.B. 2001, no. 80) is de rechtsgang van de LBBH gewijzigd.
Ingevolge het nieuwe artikel 13a (de Raad begrijpt dat dit nieuwe artikel 13a de vervanger is van het oude artikel 13b) staat tegen een beschikking genomen krachtens de LBBH voor een belanghebbende binnen zes weken na de dag waarop de beschikking is gegeven, beroep open bij de Raad.
3.4. Ingevolge artikel LXVIII van de Invoeringslandsverordening is deze verordening in werking getreden met ingang van 1 december 2001.
Artikel LXVI van de Invoeringslandsverordening bepaalt dat deze verordening (alsmede de Landsverordening administratieve rechtspraak) niet van toepassing is op besluiten van bestuursorganen die zijn gegeven voorafgaande aan de dag van inwerkingtreding van deze landsverordening.
3.5. De thans bestreden Landsbesluiten zijn gegeven voor 1 december 2001.
Gelet op het vorenstaande stond daartegen slechts bezwaar bij de Gouverneur doch geen beroep op de Raad open. Mitsdien kunnen appellanten niet in hun beroep worden ontvangen.
4. Beslissing
De Raad verklaart appellanten niet-ontvankelijk in hun beroep.
mrs. L. van Gijn, J.W. Ilsink en C.W.M. van Ballegooijen