ECLI:NL:ORBBNAA:2003:BU4476

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
23 oktober 2003
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2001/528
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Gijn
  • A. Groeneveld
  • J. van Ballegooijen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering restitutie invoerrechten op basis van tax holiday door de Inspecteur

In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 23 oktober 2003 uitspraak gedaan over de weigering van de Inspecteur der Belastingen om restitutie van invoerrechten te verlenen aan C N.V. De zaak betreft invoerrechten die door C N.V. zijn betaald voor de invoer van brandmeldapparatuur in 1999. Appellante, werkzaam als douane-expediteur, had namens C N.V. aangifte ten invoer gedaan en verzocht om restitutie van de betaalde invoerrechten op basis van een tax holiday die het X Hotel genoot. De Inspecteur wees dit verzoek af, omdat de aangifte ten invoer was gedaan door een andere partij dan degene die recht had op de vrijstelling.

De Raad heeft vastgesteld dat de Inspecteur terecht de restitutie heeft geweigerd. Artikel 128a van de Landsverordening In-, uit- en doorvoer (LIUD) bepaalt dat de Inspecteur bevoegd is om teruggave te verlenen van teveel of ten onrechte betaalde invoerrechten, mits het terug te geven bedrag per aangifte of document Afl. 0,50 of meer bedraagt. De Raad oordeelde dat de aangifte ten invoer ten name van C N.V. niet voldeed aan de voorwaarden voor restitutie, omdat het X Hotel, dat recht had op vrijstelling, zelf de aangifte had moeten doen. De Raad concludeerde dat de Inspecteur niet in de fout was gegaan door de restitutie te weigeren, en verklaarde het beroep van appellante ongegrond.

De mondelinge behandeling vond plaats op 15 november 2002 in Aruba, waar beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De Raad benadrukte dat de grondregel van het douanerecht is dat degene die aangifte ten invoer doet, de vrijstelling moet kunnen geldend maken. Aangezien C N.V. geen vrijstelling was verleend, kon zij deze niet bij de invoer toepassen. De uitspraak bevestigt de noodzaak voor correcte aangifteprocedures en de rol van de Inspecteur in het handhaven van deze regels.

Uitspraak

Beschikking van 23 oktober 2003, nr. 2001/528
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Aruba,
inzake:
belanghebbende
tegen
de Inspecteur der Belastingen
1. Loop van het geding
1.1. Appellante deed voor haar cliënte, C N.V. (hierna ook: cliënte), aangifte ten invoer op enig document C-400 C nr. 42942, d.d. 26 oktober 1999, van 450 stuks brandmeldapparatuur, met een factuurwaarde van Afl. 29.529 en een douanewaarde van Afl. 31.522. Appellante voldeed op de aangifte een bedrag aan invoerrechten van Afl. 2.364,15.
1.2. Bij brief van 6 april 2000 verzocht appellante aan de Inspecteur om restitutie van voormelde invoerrechten.
1.3. De Inspecteur wees bij beschikking d.d. 23 januari 2001 het verzoek om restitutie af.
1.4. Bij brief, gedagtekend 21 februari 2001, derhalve tijdig, kwam appellante in bezwaar tegen voormelde beschikking.
1.5. Bij beschikking met dagtekening 2 november 2001 wees de Inspecteur het bezwaar af.
1.6. Op 3 december 2001, derhalve tijdig, kwam bij de Raad binnen een beroepschrift van appellante tegen voormelde uitspraak op bezwaar.
1.7. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van de Raad op 15 november 2002 in Aruba. Daar zijn verschenen en gehoord als gemachtigde van appellante mr. M en mr. C namens de Inspecteur.
Partijen hebben ieder ter zitting een pleitnota voorgedragen en overgelegd, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
2. Vaststaande feiten
2.1. Appellante, werkzaam als douane-expediteur, deed in opdracht van cliënte aangifte ten invoer van brandmeldapparatuur.
2.2. Als bijlage bij de aangifte was gevoegd een factuur van S N.V., betreffende voormelde apparatuur. De factuur is gericht aan cliënte en bevat onder het kopje Betr. de vermelding: P.O. 99050SIE X Hotel.
3. Omschrijving van het geschil en standpunten van partijen
3.1. In geschil is of de Inspecteur terecht het verzoek van appellante om restitutie van de betaalde invoerrechten op grond van het bepaalde in artikel 128a van de Landsverordening In-, uit- en doorvoer (LIUD) heeft geweigerd.
3.2. Ter zitting hebben partijen nog het navolgende verklaard, zakelijk weergegeven:
3.2.1. Appellante: C N.V. heeft ons benaderd om de goederen in te klaren. De goederen zijn door X gekocht bij S met de opdracht het gekochte te verzenden aan C N.V. De letters P.O. op de factuur van S staan voor Purchase Order. Naar onze mening hebben wij een goede naam bij de Douane.
3.2.2. Inspecteur: Een uitspraak ten voordele van appellante zou onze verwerkingssystematiek kunnen verstoren. Wij hebben aparte afdelingen voor aangiften ten invoer en behandeling van vrijstellingsverzoeken. Het zou een werkwijze kunnen worden om via de aangiftenafdeling goederen binnen te brengen om dan vervolgens via een beroep op de restitutieregeling de betaalde invoerrechten terug te krijgen. De zorgvuldige controle door de vrijstellingsafdeling wordt op die manier omzeild.
Ik erken overigens dat appellante bij ons een goede naam heeft.
4. Overwegingen omtrent het geschil
4.1. Artikel 128a van de LIUD bepaalt dat de Inspecteur bevoegd is teruggave te verlenen van wegens dwaling of verschoonbaar verzuim teveel of ten onrechte betaalde invoerrechten, mits het terug te geven bedrag per aangifte of document Afl. 0,50 of meer bedraagt.
4.2. In de kern komt het beroep van appellante op voormelde bepaling op het volgende neer. Bij de aangifte ten invoer ten name van cliënte, C N.V., was aan de hand van de bijlagen voor de Inspecteur kenbaar dat de goederen bestemd waren voor het X Hotel. Aangezien het X Hotel een vrijstelling van invoerrechten voor bedoelde goederen geniet, had de Inspecteur van heffing moeten afzien. Nu dit niet is gebeurd dienen de betaalde rechten op grond van dwaling c.q. verschoonbaar verzuim van de aangever te worden gerestitueerd.
4.3. Voormeld betoog van appellante faalt. Grondregel van het douanerecht is dat degeen die aangifte ten invoer doet een hem betreffende vrijstelling kan geldend maken.
Zulks houdt in dat het X Hotel de door haar gekochte goederen ten invoer had kunnen aangeven met een beroep op de aan haar verleende vrijstelling. Aan C N.V. is echter geen vrijstelling verleend, zodat zij die bij de invoer niet geldend kon maken. Gesteld noch gebleken is voorts dat voormelde N.V. voor heffingsdoeleinden dient te worden vereenzelvigd met het X hotel.
4.4. Aan het vorenoverwogene doet niet af dat de Inspecteur bij de aangifte ten invoer heeft opgemerkt dat de goederen bestemd waren voor het X Hotel, noch dat hij wist dat dit hotel voor de betreffende goederen vrijstelling van invoerrechten zou hebben genoten, indien het zelf aangifte ten invoer zou hebben gedaan.
4.5. Uit het vorenoverwogene volgt dat het gelijk aan de kant van de Inspecteur is.
5. Beslissing
De Raad verklaart het beroep ongegrond.
mrs. Van Gijn, Groeneveld en Van Ballegooijen