ECLI:NL:ORBBNAA:2003:BU4478

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
4 april 2003
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2001/536-539
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Gijn
  • J. Ilsink
  • A. van Ballegooijen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Premieheffing AOV en de verplichtingen van penshonado's in de Nederlandse Antillen

In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 4 april 2003 uitspraak gedaan over de premieheffing AOV voor de jaren 1996 tot en met 1999. De appellant, een penshonado die op Curaçao woont, was van mening dat hij geen premies AOV verschuldigd was, omdat hij in Nederland vrijwillig premies AOW betaalt. De Inspecteur der Belastingen had echter aanslagen opgelegd voor de premieheffing AOV, waarop de appellant in beroep ging. De zitting vond plaats op 27 maart 2003, waarbij beide partijen aanwezig waren.

De Raad overwoog dat volgens de Landsverordening AOV, artikel 5, lid 1, letter a, ingezetenen die de leeftijd van 15 jaar maar niet die van 60 jaar hebben bereikt, verzekerd zijn en premieplichtig. De appellant viel in deze categorie, wat betekende dat hij verzekerd en premieplichtig was, ongeacht zijn vrijwillige AOW-betaling in Nederland. De Raad constateerde verder dat de appellant in zijn beroep tegen de aanslag voor de premieheffing AOV 1999 niet-ontvankelijk was, omdat hij niet eerst bezwaar had gemaakt bij de Inspecteur.

De uiteindelijke beslissing van de Raad was dat de appellant niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn beroep tegen de aanslag voor de premieheffing AOV 1999, en dat het beroep in de andere zaken ongegrond werd verklaard. Deze uitspraak benadrukt de verplichtingen van penshonado's in de Nederlandse Antillen met betrekking tot de premieheffing AOV, en bevestigt dat de lokale wetgeving voor hen van toepassing is, ongeacht hun status in Nederland.

Uitspraak

Beschikking van 4 april 2003, nr.2001/536-539
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Curaçao,
inzake:
belanghebbende
tegen
de Inspecteur der Belastingen
1. Loop van het geding
1.1. Aan appellant zijn voor de jaren 1996 tot en met 1999 aanslagen in de premieheffing AOV opgelegd. Tegen de aanslagen PH 1996, 1997 en 1998 is appellant in bezwaar gekomen bij de Inspecteur, die bij beschikking de bezwaren heeft afgewezen.
1.2. Appellant is van die beschikkingen in beroep gekomen bij de Raad. Ook is hij in beroep gekomen tegen de aanslag PH 1999. De Inspecteur heeft in de zaak met nr. 2001/536 een vertoogschrift ingediend.
1.3. De vier beroepen zijn behandeld ter zitting van de Raad op 27 maart 2003. Beide partijen zijn verschenen.
2. Vaststaande feiten
Appellant woont op Curacao. Hij heeft op <datum> de leeftijd van 60 jaar bereikt. Fiscaal heeft hij de status van penshonado. Hij bewoont een eigen woning en ontvangt een pensioen van de Grafische Bedrijfsfondsen. In Nederland betaalt appellant vrijwillig premies AOW.
3. Omschrijving geschil en standpunten van partijen
In geschil is de vraag of appellant in de Nederlandse Antillen premies AOV is verschuldigd. Appellant beantwoordt die vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.
4. Overwegingen omtrent het geschil
4.1. De Raad constateert dat appellant inzake de premieheffing 1999 rechtstreeks bij de Raad opkomt tegen de hem opgelegde aanslag en niet eerst bezwaar bij de Inspecteur heeft gemaakt. In dat beroep kan hij dus niet worden ontvangen.
4.2. Art. 5, lid 1, letter a, Landsverordening AOV bepaalt in de voor de onderhavige jaren geldende tekst dat verzekerd is de ingezetene die de leeftijd van 15 jaar doch niet die van 60 jaar heeft bereikt. Appellant valt in die categorie en is dus verzekerd en premieplichtig. Daaraan doet niet af dat hij in Nederland vrijwillig premies AOW betaalt.
5. Beslissing
De Raad verklaart appellant niet-ontvankelijk in zijn beroep tegen de aanslag premieheffing AOV 1999 en verklaart het beroep in de andere zaken ongegrond.
mrs. van Gijn, Ilsink en van Ballegooijen