ECLI:NL:ORBBNAA:2004:BT8857

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
1 juni 2004
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2002/1864 en 2002/1868
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • L. van Gijn
  • C.W.M. van Ballegooijen
  • G.J. van Muijen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake inkomstenbelasting en premieheffing AOV/AVBZ

In deze zaak, behandeld door de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 1 juni 2004, ging het om de niet-ontvankelijkheid van een beroep dat was ingesteld door appellant tegen de beschikkingen van de Inspecteur met betrekking tot de aanslagen Inkomstenbelasting voor de jaren 1998 en 1999. Appellant had op 26 juli 2002 beroep ingesteld tegen de beschikkingen van de Inspecteur, die op 17 mei 2002 waren genomen naar aanleiding van de bezwaren van appellant. De Inspecteur had op 24 maart 2004 vertoogschriften ingediend. Volgens de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 staat er binnen twee maanden beroep open tegen de beschikkingen op bezwaar. Echter, appellant had zijn beroep pas na ruim twee maanden ingesteld, wat leidde tot de vraag of er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding.

Tijdens de zitting op 20 april 2004 verklaarde appellant dat hij niet goed wist waar hij beroep moest instellen en dat hij contact had gehad met een griffiemedewerker. De Raad oordeelde dat, hoewel op de beschikkingen op bezwaar vermeld stond dat beroep kon worden ingesteld bij de Raad, er geen termijn was aangegeven. Desondanks was de Raad van oordeel dat appellant niet verontschuldigbaar te laat was met het indienen van zijn beroep. De Raad verklaarde het beroep derhalve niet-ontvankelijk, omdat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, ondanks de onduidelijkheid over de termijn op de beschikking.

Uitspraak

Beschikking van 1 juni 2004, nrs. 2002/1864-1868.
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Curaçao,
1. Loop van het geding
1.1. Op 26 juli 2002 heeft appellant bij de Raad beroep ingesteld tegen de beschikkingen van de Inspecteur d.dis. 17 mei 2002 op de bezwaren van appellant tegen de aanslagen Inkomstenbelasting 1998 en premieheffing AOV, AVBZ 1998, alsmede de aanslagen premieheffing AOV en AVBZ 1999 d.dis 23 c.q. 30 november 2001.
De Inspecteur heeft op 24 maart 2004 vertoogschriften ingediend.
1.2. Het beroep is behandeld ter zitting van de Raad op 20 april 2004. Appellant en de Inspecteur zijn verschenen.
2. Beoordeling
Tegen de beschikkingen op bezwaar staat ingevolge artikel 47 van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 binnen twee maanden beroep op de Raad open. Het beroep is buiten die termijn ingesteld. Appellant heeft ter zitting daarover opgemerkt dat hij niet goed wist waar hij beroep moest intstellen; hij heeft daarover beweerdelijk contact gehad met een van de griffiemedewerkers.
Op de beschikkingen op bezwaar staat wel vermeld dat beroep kan worden ingesteld bij de Raad, maar er staat niet binnen welke termijn. Desondanks is de Raad van oordeel dat eiser niet verontschuldigbaar te laat is door beroep eerst na ruim twee maanden in te stellen. Het beroep is derhalve niet-ontvankelijk.
3. Beslissing
De Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
mrs. L. van Gijn, C.W.M. van Ballegooijen en G.J. van Muijen