ECLI:NL:ORBBNAA:2004:BT8865

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
30 april 2004
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2002/1831
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • L. van Gijn
  • C.W.M. van Ballegooijen
  • G.J. van Muijen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aftrek van beroepskosten en beveiligingsuitgaven in de inkomstenbelasting

In deze zaak gaat het om de aftrekbaarheid van beroepskosten in de inkomstenbelasting van appellant voor het belastingjaar 1998. Appellant heeft op 18 december 2000 een aanslag in de inkomstenbelasting ontvangen, waartegen hij op 2 januari 2001 bezwaar heeft gemaakt. De Inspecteur heeft op 31 mei 2002 uitspraak gedaan op het bezwaar. Appellant is vervolgens op 31 juli 2002 in beroep gegaan bij de Raad van Beroep voor Belastingzaken. De mondelinge behandeling vond plaats op 19 en 29 april 2004, waarbij beide partijen zich hebben laten vertegenwoordigen.

Het geschil betreft de aftrek van kosten voor beveiliging van appellant in zijn eigen woning, alsook de kosten van onderhoud van de woning en alimentatie aan zijn voormalige echtgenote. Appellant heeft een kamer in zijn woning ingericht voor beveiliging, waar bewakingsapparatuur en personeel aanwezig zijn. De kosten voor deze beveiliging worden door de werkgever gedragen, maar appellant stelt ook extra kosten te hebben gemaakt, zoals voor elektriciteit en water. De Inspecteur heeft deze extra kosten niet in aftrek toegelaten, omdat zij volgens hem in de sfeer van inkomensbesteding zouden liggen.

De Raad van Beroep oordeelt dat appellant recht heeft op aftrek van deze extra kosten, omdat hij door de uitoefening van zijn dienstbetrekking een deel van het genot van zijn woning verliest. Uiteindelijk hebben partijen een compromis bereikt over de hoogte van het belastbare inkomen, waarbij de aftrek van alimentatie en beveiligingskosten is meegenomen. De Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de beschikking op bezwaar en vermindert de aanslag tot een belastbaar inkomen van Naf x.

Uitspraak

Beschikking van 30 april 2004, nr. 2002/1831.
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Curaçao,
1.1. Aan appellant is voor het jaar 1998 een op 18 december 2000 gedagtekende aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd. Tegen deze aanslag heeft appellant op 2 januari 2001, dus tijdig, bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft bij beschikking van 31 mei 2002 uitspraak op bezwaar gedaan.
1.2. Appellant is tegen de uitspraak op 31 juli 2002, dus tijdig, in beroep gekomen bij de Raad. De Inspecteur heeft op 16 april 2004 een vertoogschrift ingediend.
1.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zittingen van de Raad op 19 en 29 april 2004. Beide partijen hebben zich doen vertegenwoordigen. De gemachtigde van appellant heeft op de eerste zitting een pleitnota geproduceerd. Na de eerste zitting heeft de gemachtigde op 27 april 2004 een brief aan de Raad gezonden; de Inspecteur heeft daarop gereageerd bij brief van 28 april.
1.4. Het geschil betreft de aftrek van beroepskosten, in het bijzonder de kosten van beveiliging van appellant in zijn eigen woning, de kosten van het onderhoud van de eigen woning en de uitgaven van alimentatie aan zijn voormalige echtgenote.
1.5. Vaststaat dat appellant ter beveiliging van zijn persoon in de eigen woning een kamer heeft ingericht waar bewakingsapparatuur, zoals camera’s, computers en een communicatiecentrale, staat en waar het bewakingspersoneel gedurende 24 uur per dag verblijf houdt. Vaststaat ook dat de kosten van de apparatuur en van dat personeel worden gedragen door de werkgever. Partijen zijn gezamenlijk van oordeel dat deze uitgaven voor bewaking zakelijk zijn en dus niet tot zijn loon behoren, omdat zij direkt verband houden met de hoge maatschappelijke positie van appellant en het daaruit voortvloeiende gevaar voor zijn veiligheid. Appellant stelt zelf ook nog kosten voor beveiliging te hebben gemaakt: hij derft het genot van een deel van zijn woning en heeft extra kosten van electriciteit voor airco en verlichting alsmede van het waterverbruik door dat personeel. De Inspecteur heeft deze extra kosten niet in aftrek op het inkomen toegelaten, omdat ze in de sfeer van de inkomensbesteding zouden liggen. De Raad is van oordeel dat het gelijk aan appellant is. Hij derft om wille van de uitoefening van zijn dienstbetrekking een gedeelte van het genot van zijn eigen woning (een kamer is volledig ten behoeve van bewaking in gebruik) en hij heeft bovendien extra uitgaven van water en electriciteit. Uiteindelijk hebben partijen over de omvang van het gederfde huurgenot en van deze extra kosten een compromis bereikt.
1.6. Partijen hebben ook een compromis bereikt over de overige geschilpunten en zijn het eens geworden over de hoogte van het belastbare inkomen. Uitgangspunt van deze overeenkomst is de berekening van het belastbare inkomen, zoals is vermeld in de brief van de inspecteur van 28 april 2004, en die uitkomt op Naf y. Voor wat betreft de aftrek van alimentatie, betaald ten behoeve aan de voormalige echtgenote van appellant, wordt een bedrag van Naf 8.750 in aanmerking genomen. Dit bedrag staat voor de door appellant betaalde huur van haar woning. De aftrek ter zake van de beveiliging wordt verhoogd met Naf 2.400, dat is 10 percent van de aangegeven huurwaarde. Naar het gezamenlijk oordeel dient het belastbaar inkomen te worden vastgesteld op Naf x.
De Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de beschikking op bezwaar en vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van Naf x.
mrs. L. van Gijn, C.W.M. van Ballegooijen en G.J. van Muijen