ECLI:NL:ORBBNAA:2006:BQ9169

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
13 april 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2003-458
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.Th. Drop
  • C.W.M. van Ballegooijen
  • G.J. van Muijen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurwaarde eigen woning van buitenlands belastingplichtige en belastingplichtigheid

In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 13 april 2006 uitspraak gedaan in een geschil over de huurwaarde van een eigen woning van een buitenlands belastingplichtige. De belanghebbende, woonachtig in Nederland, had in 1995 een tweede woning gekocht op Bonaire voor Naf 716.000. Bij de aangifte inkomstenbelasting over het jaar 1997 stelde hij een zuivere opbrengst van Naf 49.405 voor een onroerend goed in de Nederlandse Antillen. De bruto huurwaarde stelde hij vast op 8% van de leggerwaarde, wat resulteerde in Naf 53.120. De Inspecteur daarentegen, stelde de bruto huurwaarde vast op Naf 57.280 en het zuiver inkomen op Naf 53.565.

De Raad heeft de feiten en het procesverloop in deze zaak uiteengezet. De belanghebbende had op 31 december 2002 een aanslag in de inkomstenbelasting ontvangen, waartegen hij op 14 januari 2003 bezwaar maakte. Na een uitspraak van de Inspecteur op 29 april 2003, heeft de belanghebbende op 24 juni 2003 beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 7 april 2006 heeft de gemachtigde van de belanghebbende verzocht om uitstel, wat door de Raad werd afgewezen. De Raad oordeelde dat de gemachtigde voldoende tijd had gehad om zich voor te bereiden.

Het geschil draaide om de vraag of de belanghebbende belastingplichtig was en op welk bedrag de huurwaarde van de eigen woning moest worden vastgesteld. De Raad concludeerde dat de belanghebbende, als eigenaar van onroerend goed in de Nederlandse Antillen, belastingplichtig was en dat de huurwaarde moest worden aangegeven voor de inkomstenbelasting. De Raad oordeelde dat de waardebepaling door de Inspecteur, gebaseerd op de koopprijs en de stijgende verkoopprijzen, een juist uitgangspunt was voor de huurwaarde. De Raad verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond.

Uitspraak

BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP van 13 april 2006, nr. 2003-0458
1. Het procesverloop:
1.1 Aan belanghebbende is op 31 december 2002 een aanslag in de inkomstenbelasting over het jaar 1997 opgelegd.
1.2 De Inspecteur heeft op 14 januari 2003 een bezwaarschrift van belanghebbende ontvangen. Bij uitspraak van 29 april 2003 heeft de Inspecteur op het bezwaar beschikt.
1.3 Belanghebbende heeft op 24 juni 2003 beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
1.4 De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.5 Ter zitting van de Raad op 7 april 2006 te Kralendijk is namens belanghebbende B als gemachtigde verschenen. De Inspecteur is eveneens verschenen. De gemachtigde heeft verzocht om de mondelinge behandeling van de zaak uit te stellen, zodat hij meer gelegenheid zou hebben om zich daarop voor te bereiden. De Raad heeft het verzoek afgewezen. De gemachtigde is door belanghebbende een paar weken voor de zitting verzocht hem te vertegenwoordigen. Naar het oordeel van de Raad heeft de gemachtigde daarmee voldoende tijd gehad om zich voor te bereiden op deze zaak. Bovendien, zo overweegt de Raad voorts, als een belanghebbende zich wenst te laten vertegenwoordigen op een zitting, is het zijn zorg om tijdig te voorzien in een gemachtigde en kan een op een laat tijdstip aangewezen vertegenwoordiging in de regel niet leiden tot uitstel van een mondelinge behandeling.
2. Tussen partijen vaststaande feiten:
Belanghebbende woont in Nederland. Hij heeft in het begin van 1995 een tweede woning gekocht op Bonaire voor Naf 716.000. Hij heeft aangifte gedaan van een zuivere opbrengst van een binnen de Nederlandse Antillen gelegen onroerend goed ten bedrage van Naf 49.405. Dit bedrag is volgens hem tevens het zuiver inkomen. De bruto huurwaarde heeft belanghebbende gesteld op 8% van de leggerwaarde, zijnde 8% van (1.66 x 400 x 1000 =) Naf. 664.000 = Naf 53.120. De Inspecteur heeft de bruto huurwaarde vastgesteld op 8% van Naf 716.000 is Naf. 57.280. Hij heeft het zuiver inkomen vastgesteld op Naf 53.565.
3. Geschil:
In geschil is het antwoord op de vraag of belanghebbende belastingplichtig is, of hij een huurwaarde uit eigen woning heeft genoten en op welk bedrag de huurwaarde moet worden vastgesteld.
4. Beoordeling:
Vaststaat dat belanghebbende in Nederland woont en eigenaar is van een in de Nederlandse Antillen gelegen onroerend goed. Dat maakt belanghebbende tot een buitenlands belastingplichtige, die alhier de huurwaarde van zijn onroerend goed moet aangeven voor de inkomstenbelasting. Blijkens artikel 22 van de Belastingregeling voor het Koninkrijk is voordeel genoten uit onroerend goed ter heffing toegewezen aan de bronstaat. Anders dan de gemachtigde ter zitting heeft verdedigd, komt geen betekenis toe aan de omstandigheid dat het onroerend goed belanghebbende geen huurinkomsten heeft opgeleverd. Belanghebbende heeft immers het genot van het hem ter beschikking staand onroerend goed gehad. Volgens vaste jurisprudentie van de Raad bedraagt de huurwaarde van een tweede woning 8% van de verkoopwaarde. De Inspecteur heeft de verkoopwaarde gesteld op Naf 716.000, gelet op de koopprijs die belanghebbende in het begin van 1995 betaald heeft en op de volgens hem sindsdien stijgende lijn in de verkoopprijzen van onroerend goed op Bonaire. Daartegenover heeft belanghebbende gesteld dat de leggerwaarde Naf 664.000 bedraagt. Belanghebbende heeft deze waarde niet toegelicht, noch in de fase van bezwaar op vragen van de Inspecteur, noch ter zitting. De Raad houdt de waardebepaling door de Inspecteur voor een juist uitgangspunt ter vaststelling van de huurwaarde. Het zuiver inkomen is dan ook niet te hoog vastgesteld door de Inspecteur.
5. Beslissing:
De Raad verklaart het beroep ongegrond.
mrs. J.Th. Drop, C.W.M..van Ballegooijen en G.J. van Muijen