ECLI:NL:ORBBNAA:2006:BQ9190

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
19 januari 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2003-529
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.Th. Drop
  • Th. Groeneveld
  • J.C. Overgaauw
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boete wegens te late indiening van de aangifte Winstbelasting 1998

In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag Winstbelasting 1998 die op 28 april 2003 aan appellant is opgelegd. Appellant heeft hiertegen bezwaar aangetekend, maar de Inspecteur heeft het bezwaarschrift op 29 augustus 2003 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft appellant op 14 oktober 2003 beroep ingesteld bij de Raad van Beroep voor Belastingzaken. Tijdens de zitting op 31 oktober 2005 zijn zowel appellant als de Inspecteur niet verschenen.

De Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de boete van Naf. 500,-- die aan appellant is opgelegd wegens de te late indiening van de aangifte terecht is. De Raad stelt vast dat appellant de aangifte te laat heeft ingediend en dat de Inspecteur op basis van de voor dat jaar geldende boetebepalingen uit de Landsverordening winstbelasting gerechtigd was om binnen vijf jaar na het verzuim een verzuimboete op te leggen. De Raad oordeelt dat het niet relevant is of er financieel nadeel voor het Land is ontstaan door de late indiening.

De Raad benadrukt dat de wetgever de Inspecteur de mogelijkheid heeft gegeven om tot vijf jaar na het verzuim een boete op te leggen, waardoor de opgelegde boete niet als onredelijk laat kan worden beschouwd. De wijziging van het boeteregime in de Algemene Landsverordening Landsbelastingen heeft geen invloed op deze zaak, aangezien het verzuim in 1998 heeft plaatsgevonden en het overgangsrecht bepaalt dat oude verzuimen onder het oude regime blijven vallen. De Raad concludeert dat de boete passend en geboden is, en verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP van 19 januari 2006, nr. 2003-529
1. Het procesverloop:
1.1 Aan appellant is op 28 april 2003 een naheffingsaanslag Winstbelasting 1998 opgelegd. Hiertegen is een bezwaarschrift ingediend dat op 13 juni 2003 door de Inspecteur is ontvangen. De inspecteur heeft het bezwaarschrift bij beschikking van 29 augustus 2003 ongegrond verklaard.
1.2 Tegen deze beschikkingen heeft appellant bij bezwaarschrift van 14 oktober 2003, dat op 16 oktober 2003 is ontvangen, beroep op de Raad ingesteld.
1.3 Ter zitting van 31 oktober 2005 te Willemstad zijn appellant noch de Inspecteur verschenen.
2. Beoordeling:
2.1 De aanslag Winstbelasting 1998 is op nihil gesteld. De inspecteur heeft echter wegens te late indiening van de aangifte een boete van Naf. 500,-- opgelegd.
Vaststaat dat belanghebbende die aangifte te laat heeft ingediend. Volgens de voor dat jaar geldende boetebepalingen uit de Landsverordening winstbelasting ( de artikelen 22 en 23) is de Inspecteur gedurende vijf jaar gerechtigd een verzuimboete op te leggen.
2.2 De Raad is van oordeel dat de boete terecht is opgelegd. De verzuimboete is bedoeld om de belastingplichtige, die te laat aangifte heeft gedaan, zoals belanghebbende, in te scherpen dat zij haar administratieve verplichtingen volledig behoort na te komen. Of er daarbij sprake is van door het Land geleden financieel nadeel is naar het oordeel van de Raad niet van belang. De wetgever heeft de Inspecteur de gelegenheid gegeven om tot vijf jaar na het verzuim een boete op te leggen, zodat niet gezegd kan worden dat de binnen die termijn opgelegde boete onredelijk laat is opgelegd. Dat dit boeteregime inmiddels is gewijzigd in de Algemene Landsverordening Landsbelastingen heeft voor een verzuim begaan in 1998 geen betekenis, gelet op het in artikel 78, lid 5 neergelegde overgangsrecht. Dit overgangsrecht brengt mee dat oude verzuimen blijven vallen onder het oude regime.
Ook overigens acht de Raad de boete passend en geboden, zodat moet worden beslist zoals hieronder is vermeld.
3. De beslissing:
De Raad verklaart het beroep ongegrond en handhaaft de inmiddels op Naf. 500,-- (vijfhonderd guldens) vastgestelde naheffingsaanslag.
mrs. J.Th. Drop, Th. Groeneveld en J.C. Overgaauw