ECLI:NL:ORBBNAA:2006:BQ9263

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
4 januari 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2004-646, 2004-647, 2004-648, 2004-649 en 2004-650
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.Th. Drop
  • Th. Groeneveld
  • J.C. Overgaauw
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering teruggaaf invoerrechten en accijnzen voor werknemers zonder volmacht werkgever

In deze zaak gaat het om de weigering van teruggaaf van invoerrechten en accijnzen aan vijf werknemers van appellante, die bij beschikkingen van 14 januari 2004 door de douaneautoriteiten zijn afgewezen. De werknemers hadden bankgaranties ontvangen om te kunnen beschikken over hun verhuisgoederen tijdens de overbrenging van hun hoofdverblijf naar Curaçao. Appellante, de werkgever, heeft tegen deze beschikkingen op 18 februari 2004 bezwaarschriften ingediend, maar deze zijn door de douaneautoriteiten op 17 augustus 2004 afgewezen. Appellante heeft vervolgens beroep ingesteld bij de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 23 september 2004.

Tijdens de zitting op 9 november 2005 is appellante vertegenwoordigd door een gemachtigde, terwijl de Inspecteur ook aanwezig was. De Raad heeft beoordeeld of appellante als belanghebbende kan worden aangemerkt. Volgens artikel 128b van de Algemene Verordening In- Uit- en Doorvoer kan alleen degene die bezwaar heeft tegen een beschikking, binnen zes weken een bezwaarschrift indienen. Aangezien de beschikkingen tot weigering van teruggaaf zich enkel tot de werknemers richtten en niet tot appellante, kan appellante niet worden aangemerkt als belanghebbende. Bovendien blijkt uit het bezwaarschrift niet dat het bezwaar namens de werknemers is ingediend, en ontbreekt een volmacht van de werknemers aan appellante.

De Raad concludeert dat de bezwaarschriften van appellante niet ontvankelijk zijn verklaard door de douaneautoriteiten, wat onterecht is. De Raad verklaart het beroep gegrond en stelt dat de bezwaarschriften niet ontvankelijk zijn. De uitspraak van de Raad van Beroep voor Belastingzaken is daarmee in het voordeel van de werknemers, maar niet in het voordeel van de werkgever, die geen recht had om bezwaar te maken.

Uitspraak

BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP van 4 januari 2006, nr. 2004-646-650
1. Het procesverloop:
1.1 Aan vijf werknemers van appellante is bij beschikkingen van 14 januari 2004 door verweerder teruggaaf van de ten behoeve van hen afgegeven bankgaranties geweigerd. Bedoelde bankgaranties waren afgegeven zodat zij reeds vooruitlopend op de formele afwikkeling van de invoer, konden beschikken over hun ter gelegenheid van de overbrenging van het hoofdverblijf overgebrachte verhuisgoederen.
1.2 Appellante heeft tegen deze vijf beschikkingen een vijftal bezwaarschriften d.d. 18 februari 2004 ingediend.
1.3 Verweerder heeft de bezwaren bij beschikkingen van 17 augustus 2004 afgewezen.
1.4 Appellante heeft bij beroepschriften van 23 september 2004 beroep op de Raad ingesteld tegen deze beschikkingen.
1.5 De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.6 Ter zitting van 9 november 2005 te Willemstad is namens appellant verschenen B. De Inspecteur is eveneens verschenen.
2 Beoordeling:
Ingevolge artikel 128b, eerste lid, aanhef en onder c van de Algemene Verordening In- Uit- en Doorvoer (verder te noemen AVIUD) kan degene die bezwaar heeft tegen een beschikking te zijnen ingevolge deze verordening, binnen zes weken een bezwaarschrift indienen bij de douaneautoriteiten.
De beschikkingen tot weigering van teruggaaf zijn genomen ten aanzien van vijf werknemers van appellante. Deze beschikkingen richtten zich niet (tevens) tot appellante. Dat appellante daar financieel nadeel van ondervindt maakt dat niet anders. Appellante kan daarom niet worden aangemerkt als belanghebbende. Voorts blijkt niet uit het bezwaarschrift of anderszins dat het bezwaar namens de werknemers is ingediend en ontbreekt een door hen afgegeven volmacht zodat appellante evenmin als hun gemachtigde kan worden aangemerkt. Verweerder had daarom de door appellante ingediende bezwaarschriften niet ontvankelijk moeten verklaren. Het beroep is in zoverre gegrond. De Raad zal doen wat de inspecteur had behoren te doen.
3. Beslissing:
De Raad:
- verklaart het beroep gegrond;
- verklaart de bezwaarschriften d.d. 18 februari 2004 niet ontvankelijk.
mrs. J.Th. Drop, Th. Groeneveld en J.C. Overgaauw