ECLI:NL:ORBBNAA:2006:BQ9538

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
8 januari 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2004-0706
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Drop
  • A. Groeneveld
  • J. Overgaauw
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aftrekbaarheid van kosten van een werkkamer in de eigen woning voor belastingplichtigen

In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 8 januari 2006 uitspraak gedaan over de aftrekbaarheid van kosten van een werkkamer in de eigen woning van een belastingplichtige. De belanghebbende, werkzaam als belastingadviseur, had voor het jaar 2001 een aanslag in de inkomstenbelasting ontvangen, waarbij de Inspecteur een belastbaar inkomen van Afl. 137.444 had vastgesteld. De belanghebbende diende tijdig een bezwaarschrift in, maar de Inspecteur handhaafde de aanslag. Hierop volgde een beroepschrift bij de Raad, die de zaak op 2 november 2005 mondeling behandelde.

De kern van het geschil was of de kosten van de werkkamer in de eigen woning als verwervingskosten van loon uit dienstbetrekking in aanmerking konden komen. De belanghebbende stelde dat deze kosten aftrekbaar waren, terwijl de Inspecteur dit ontkende. De Raad oordeelde dat de kosten van een werkkamer in de eigen woning voor het uitoefenen van een dienstbetrekking inderdaad aftrekbaar zijn, zoals geregeld in artikel 9 van de Landsverordening op de inkomstenbelasting (LIB). De Raad benadrukte dat de wetswijzigingen geen invloed hadden op de aftrekbaarheid van deze kosten, ondanks dat voordelen uit een eigen woning niet tot het belastbare inkomen worden gerekend.

De Raad concludeerde dat het belastbaar inkomen van de belanghebbende moest worden verminderd met Afl. 3.708, wat leidde tot een nieuw belastbaar inkomen van Afl. 136.036. De uitspraak van de Raad verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond en verminderde de aanslag dienovereenkomstig. Deze uitspraak bevestigt de mogelijkheid voor belastingplichtigen om kosten van een werkkamer in de eigen woning af te trekken, mits deze kosten direct gerelateerd zijn aan de dienstbetrekking.

Uitspraak

BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP van 18 januari 2006, nr. 2004-0706
1. Aanslagregeling en procesverloop:
1.1 Aan belanghebbende is voor het jaar 2001 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd naar een belastbaar inkomen van Afl. 137.444. Belanghebbende heeft tijdig een bezwaarschrift ingediend. De Inspecteur heeft in de uitspraak op het bezwaarschrift de aanslag gehandhaafd. Belanghebbende heeft vervolgens tijdig een beroepschrift bij de Raad ingediend. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.2 Het beroep is mondeling behandeld ter zitting van de Raad van 2 november 2005, gehouden op Aruba. Ter zitting zijn verschenen belanghebbende en namens de Inspecteur mr. W. Belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd.
2. Vaststaande feiten:
2.1 Belanghebbende is als belastingadviseur in loondienst werkzaam bij X. Hij oefent zijn dienstbetrekking doorgaans uit vanuit het kantoor van X. Voor het uitoefenen van zijn dienstbetrekking heeft belanghebbende ook in zijn woonhuis een werkkamer ingericht. Belanghebbende heeft in zijn aangifte voor de inkomstenbelasting 2001 ter zake van deze werkkamer de volgende kosten als verwervingskosten in aftrek gebracht:
Tabel 1
2.2 Bij de aanslagregeling is de hiervoor onder a. genoemde aftrekpost niet in aanmerking genomen en zijn de aftrekposten onder b tot en met d tezamen slechts tot een bedrag van Afl. 500 aanvaard. De door de Inspecteur aangebrachte correctie beliep aldus in totaal Afl. 6.205, zodat een bedrag van Afl. 2300 voor aftrek in aanmerking kwam.
2.3 In zijn bezwaarschrift neemt belanghebbende het standpunt in dat aan de werkkamer, gelet op de vloeroppervlakte van deze kamer ten opzichte van die van de gehele woning, niet 15% maar 10% van de kosten van de woning moet worden toegerekend.
3. Omschrijving geschil en standpunten van partijen:
3.1 In geschil is het antwoord op de vraag of kosten van een werkkamer in de eigen woning van een belastingplichtige als verwervingskosten van loon uit dienstbetrekking in aanmerking kunnen komen. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de Inspecteur ontkennend. Voor het geval het gelijk in dezen aan belanghebbende is, is ter zitting overeenstemming bereikt over de in aanmerking te nemen aftrekposten. De onder 2.1 genoemde aftrekposten kunnen dan worden gesteld op:
Tabel 2
De kosten voor de parkeerruimte van de auto kunnen dan worden gesteld op Afl. 500. Het totaal van de in aanmerking te nemen verwervingskosten ter zake van de werkruimte in de eigen woning en de parkeerruimte van de auto beloopt dan Afl. 3.708.
3.2 Voor de standpunten van partijen verwijst de Raad naar de gedingstukken, waaronder begrepen de door belanghebbende overgelegde pleitnota.
4. Beoordeling van het geschil:
4.1 De Inspecteur beroept zich voor zijn standpunt dat kosten van een werkkamer in een eigen woning niet als verwervingskosten van loon uit dienstbetrekking in aanmerking kunnen komen op de bedoeling van de wetgever. De Inspecteur wijst daarbij in het bijzonder op de Memorie van Toelichting bij de Landsverordening van 12 maart 1998, AB 1998, no 18. Bij deze landsverordening is artikel 4, tweede lid, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting (LIB) met terugwerkende kracht tot 1992 gewijzigd. Vanaf dat jaar wordt de huurwaarde van een eigen woning niet meer tot het belastbaar inkomen gerekend. Deze wijziging had blijkens de hiervoor genoemde Memorie van Toelichting ten doel:
´het eigen-woningbezit en –gebruik zoveel mogelijk buiten de belastingsfeer te brengen Voor de LIB houdt dit in dat de opbrengsten en kosten van een eigen woning buiten de berekening van het belastbaar inkomen dienen te vallen’.
Uit deze passage leidt de Inspecteur af dat ook de kosten van de werkkamer vanaf 1992 niet meer in aftrek mogen worden gebracht. Nu het woongenot geen onderdeel vormt van het belastbaar inkomen kan het opgeofferde deel van het woongenot ook geen tot het belastbaar inkomen behorende aftrekposten vormen.
4.2 De Raad stelt voorop dat de wetgever bij vorengenoemde wetswijziging geen wijziging heeft gebracht in artikel 9 LIB, waarin de zuivere opbrengst, de aftrek van kosten en lasten is geregeld. De kosten van een werkkamer in de eigen woning voor het uitoefenen van een dienstbetrekking vormen kosten die drukken op de opbrengst van die dienstbetrekking en zijn gelet op artikel 9 LIB aftrekbaar. Dat voordelen uit een eigen woning niet tot het belastbare inkomen worden gerekend, brengt daarin gelet op de tekst van artikel 9 LIB en de wetsystematiek geen wijziging. De door de Inspecteur aangehaalde passage uit de wetsgeschiedenis brengt de Raad niet tot een ander oordeel. Uit deze passage kan niet worden afgeleid dat de bedoeling van de wetgever verder strekte dan de bron ‘eigen woning’.
4.3 Het gelijk is aldus aan belanghebbende
4.4 Het vorenstaande leidt ertoe dat het belastbaar inkomen van belanghebbende moet worden verminderd met Afl. 3708. Nu op het door de Inspecteur vastgestelde belastbaar inkomen reeds Afl. 2300 in mindering is gebracht, dient daarop nog eens Afl. 1408 in mindering te worden gebracht, zodat het belastbaar inkomen wordt vastgesteld op Afl 136.036.
5. Beslissing:
De Raad verklaart het beroep gegrond en vermindert de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen van Afl 136.036.
mrs. Drop, Groeneveld en Overgaauw