BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP van 13 april 2006, nr. 2005-0028 en 2006-0038
1.1. Verweerder heeft appellante een document verstrekt gedateerd 29 december 2004 met het opschrift export licence sugar, quota year 2005.
1.2. Appellante heeft bij schrijven van 27 januari 2005 beroep ingesteld tegen de inhoud van dit document.
1.3. erweerder heeft appellante voorts een document verstrekt, gedateerd 29 december 2005, met het opschrift export licence sugar, quota year 2006.
1.4. Appellante heeft bij schrijven van 3 februari 2006 beroep ingesteld tegen de inhoud van dit document.
1.5. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.6. Ter zitting van 28 maart 2006 te Willemstad is namens appellante verschenen de directeur, bijgestaan door haar gemachtigde mr. D. De Inspecteur is eveneens verschenen.
2.1 Bij brief van 13 december 2004 heeft de directeur van de directie Economische Zaken van het Ministerie van Economische zaken aan appellante bericht dat aan haar voor het jaar 2005 een LGO suikerquotum was toegekend van 2711 MT suiker.
2.2 De onder 1.1. genoemde beslissing van de Inspecteur van 29 december 2004 draagt de vermelding export licence sugar, quota year 2005 en vermeldt onder quantity 2711.000 kg.
2.3 Bij brief van 21 december 2005 heeft de directeur van de directie Economische Zaken van het Ministerie van Economische zaken appellante bericht dat haar voor het jaar 2006 een LGO suikerquotum van 2152 MT suiker was toegekend.
2.4 De onder 1.3 genoemde beslissing van de Inspecteur van 29 december 2005 draagt de vermelding export licence sugar, quota year 2006 en vermeldt onder quantity 2152.000 kg.
3. De Bevoegdheid van de Raad
3.1 Ingevolge artikel 13a van de Landsverordening In- en Uitvoer (verder: de Landsverordening) staat tegen een beschikking, genomen krachtens die Landsverordening, beroep open bij de Raad van Beroep voor Belastingzaken.
3.2 De twee afzonderlijk ingediende beroepschriften richten zich tegen de twee beslissingen van de Inspecteur der Invoerrechten en Accijnzen. Tegen de inhoud van de onder 2.1 en 2.3 genoemde brieven van de directeur van de directie Economische Zaken zijn geen rechtsmiddelen aangewend.
3.3 Naar het oordeel van de Raad heeft genoemde directeur in die beide brieven het export-quotum voor appellante over de jaren 2005 en 2006 vastgesteld. Die brieven moeten daarmee als beschikkingen worden aangemerkt en niet slechts als advies aan de Inspecteur, zoals namens appellant is betoogd. De Raad vindt bevestiging voor dit standpunt in de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 30 mei 2005, nr. 16 HLAR 08/03, waarin het Hof overigens ook heeft geoordeeld dat de Minister van Economische zaken, of een onder hem ressorterende ambtenaar, bevoegd is tot verdeling van het voor export naar de EU beschikbare suikerquotum.
3.4 De mededeling met betrekking tot de grootte van het quotum in de beslissingen van 29 december 2004 en 29 december 2005 van de Inspecteur is slechts een herhaling van hetgeen de directeur van de directie Economische Zaken in zijn evengenoemde beschikkingen al heeft besloten.
3.5 Volgens vaste jurisprudentie is de herhaling van een beschikking geen beschikking, nu die herhaling rechtsgevolg ontbeert. Dat gevolg komt immers al bij het nemen van de eerste beschikking tot stand. Daaraan kan naar het oordeel van de Raad niet afdoen het feit dat -zoals in dit geval- een ander orgaan dan het orgaan dat de oorspronkelijke beschikking heeft gegeven die beschikking herhaalt.
3.6 Gelet op het vorenstaande ontberen de mededelingen met betrekking tot het exportquotum in de beslissingen van de inspecteur van 29 december 2004 en 29 december 2005 rechtsgevolg. Die beslissingen kunnen inzoverre niet worden aangemerkt als een beschikking in de zin van artikel 13a van de Landsverordening. Bij de Raad kan derhalve geen beroep worden ingesteld tegen dat onderdeel van die beslissingen. De Raad moet zich in zoverre onbevoegd verklaren.
3.7 Voorzover de beslissingen waarvan beroep op andere punten wel als beschikking moeten worden aangemerkt, zal de Raad het daartegen gerichte beroep ongegrond verklaren. Appellant heeft, buiten haar grieven tegen de grootte van het exportquotum, niets wezenlijks tegen beide beslissingen aangevoerd. De Raad is niet gebleken van feiten of omstandigheden die grond opleveren voor het oordeel dat die beslissingen, voorzover de Raad bevoegd is daarover te oordelen, onrechtmatig zijn. De Raad zal daarom het beroep voor het overige ongegrond verklaren.
- verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van de beroepschriften voorzover die zich richten tegen de in de beslissingen van de Inspecteur genoemde omvang van appellants LGO suikerquotum voor de jaren 2005 en 2006;
- verklaart het beroep ongegrond voorzover dat is gericht tegen de overige onderdelen van de beslissingen van de Inspecteur.
mrs. J.Th. Drop, C.W.M. van Ballegooijen en G.J. van Muijen