ECLI:NL:ORBBNAA:2006:BT5895

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
13 april 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2004-0232
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.Th. Drop
  • C.W.M. van Ballegooijen
  • G.J. van Muijen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijstelling van invoerrechten voor verhuisboedel bij terugkeer naar Aruba

In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 13 april 2006 uitspraak gedaan over een verzoek van belanghebbende om vrijstelling van invoerrechten voor een personenauto, die deel uitmaakte van zijn verhuisboedel. Belanghebbende had op 15 januari 2004 een verzoek ingediend voor deze vrijstelling, nadat hij op 4 februari 2003 een motorvoertuig had aangeschaft via zijn broer, die op Aruba woonachtig was. De Inspecteur heeft dit verzoek op 13 februari 2004 afgewezen, waarna belanghebbende op 11 maart 2004 beroep heeft ingesteld tegen deze beschikking.

Tijdens de zitting op 3 april 2006 in Oranjestad, waar belanghebbende werd bijgestaan door zijn advocaat en zijn broer, werd het geschil besproken. De kern van de zaak was of belanghebbende in aanmerking kwam voor vrijstelling van invoerrechten op basis van de Landsverordening in-, uit-, en doorvoer. De Raad heeft vastgesteld dat de vrijstelling alleen geldt voor goederen die langer dan zes maanden in eigendom zijn bij de persoon die verhuist. De Inspecteur betwistte dat belanghebbende de auto zes maanden in eigendom had voordat hij naar Aruba verhuisde.

Belanghebbende stelde dat hij de maandelijkse afbetalingen voor de auto had gedaan en dat hij deze ook had verzekerd. De Raad oordeelde echter dat belanghebbende niet kon aantonen dat hij de economische eigenaar van de auto was, omdat er geen bewijs was dat hij de betalingen voor de aflossingen en de verzekering had gedaan. De Raad concludeerde dat de Inspecteur terecht geen vrijstelling van invoerrechten had verleend, en verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond.

Uitspraak

BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP van 13 april 2006, nr. 2004-0232
1. Het procesverloop.
1.1. Belanghebbende heeft op 15 januari 2004 door middel van een Enig Document het verzoek gedaan om een vrijstelling van invoerrechten te krijgen voor een personenauto als onderdeel van zijn verhuisboedel.
1.2. De Inspecteur heeft op 13 februari 2004 afwijzend beschikt.
1.3. Belanghebbende heeft op 11 maart 2004 beroep ingesteld tegen deze beschikking.
1.4. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.5. Ter zitting van de Raad op 3 april 2006 te Oranjestad zijn namens belanghebbende mr. A als advocaat en B, broer van belanghebbende, als bijstand verschenen. De Inspec¬teur is eveneens verschenen.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. In augustus 2000 is belanghebbende vanuit Aruba naar Nederland verhuisd, alwaar hij zich heeft gevestigd in verband met zijn studie. Op enig moment bestond voor hem de mogelijkheid om in de Verenigde Staten van Amerika te gaan studeren. Belanghebbende is begin februari 2003 vanuit Nederland naar de Verenigde Staten verhuisd.
2.2. Op 4 februari 2003 is door B, de broer van belanghebbende, een motorvoertuig, merk Ford Explorer XLT 2003, op afbetaling aangeschaft. Broer B is woonachtig op Aruba. Samen met belanghebbende heeft hij een appartement in de Verenigde Staten gehuurd, waar belanghebbende gedurende zijn verblijf in de Verenigde Staten woonde. Na de aankoop van deze personenauto heeft de broer van belanghebbende deze op 4 februari 2003 op zijn naam laten verzekeren. Pas toen de auto was afbetaald, werd het bewijs van eigendom (naar Amerikaans recht: the title) door de kredietverlenende instelling overgedragen op de voormalige kredietnemer. Deze eigendomoverdracht van de auto aan de broer van belanghebbende vond op 27 oktober 2003 plaats en de auto werd op 26 november 2003 onder zijn naam geregistreerd.
2.3. In verband met de vigerende immigratiewetgeving heeft belanghebbende de eerste vijf maanden van zijn wonen en studeren in de Verenigde Staten een “exchange visitor” –status verkregen van de Amerikaanse autoriteiten. Op basis van deze status mocht hij in de Verenigde Staten wonen en studeren van 3 februari 2003 tot en met 9 juli 2003. Belanghebbende wenste zijn studie en verblijf in de Verenigde Staten voort te zetten en heeft daartoe een “certificate of non immigrant” verkregen, hetgeen hem in staat stelde om in de Verenigde Staten te blijven wonen voor een periode van ruim vier jaar. Op basis van de aan hem verstrekte visa heeft belanghebbende een geldige verblijfstitel verkregen in de Verenigde Staten van 18 juli 2003 tot en met 24 augustus 2007.
2.4. Per januari 2004 heeft belanghebbende zijn studie en verblijf in de Verenigde Staten afgebroken en heeft hij zich op Aruba gevestigd. Tevens heeft hij zich op 18 februari 2004 ingeschreven in het Bevolkingsregister van Aruba. Belanghebbende heeft op 15 januari 2004 vanwege zijn terugkeer naar Aruba een verzoek om vrijstelling van invoerrechten voor de auto, als onderdeel van zijn verhuisboedel, ingediend. Dat verzoek is afgewezen door de Inspecteur.
3. Geschil
In geschil is het antwoord op de vraag of belanghebbende in aanmerking komt voor vrijstelling van invoerrecht op grond van artikel 128, lid 1, sub 8 onder d, van de Landsverordening in-, uit-, en doorvoer juncto artikel 7 van het Uitvoeringsbesluit.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. De Landsverordening in-, uit-, en doorvoer geeft in artikel 128, lid 1, sub 8, letter d, een vrijstelling van invoerrechten voor goederen welke behoren tot de inboedel van personen die hun hoofdverblijf overbrengen naar Aruba. Volgens het Uitvoeringsbesluit bij dit artikel (AB 1989, GT 55) heeft de vrijstelling geen betrekking op goederen, die met het oog op de overbrenging van het hoofdverblijf zijn aangeschaft. Vrijstelling voor een motorvoertuig kan slechts worden verleend, indien deze langer dan zes maanden in eigendom en gebruik is bij degene die verhuist voordat deze zijn hoofdverblijf overbrengt naar Aruba (art. 7, lid 4, van het Uitvoeringsbesluit).
4.2. De Inspecteur heeft ontkend dat belanghebbende de auto zes maanden in eigendom heeft gehad, voordat hij naar Aruba verhuisde. Belanghebbende stelt dat hij de maandelijkse afbetalingen van de financiering heeft gedaan en de auto ook heeft verzekerd in de Verenigde Staten. De Raad verstaat deze stelling van belanghebbende aldus dat hij de auto gedurende ten minste zes maanden in economische eigendom heeft gehad. Ten bewijze daarvan heeft hij productie zes van het beroepschrift overgelegd. De Raad kan daaruit niet, evenmin als de Inspecteur, afleiden dat het belanghebbende is geweest die de maandelijkse aflossingen betaalde; de productie vermeldt immers niet de naam van de debiteur. Uit de productie valt al helemaal niet af te leiden dat belanghebbende de afbetalingen deed ten laste van zijn vermogen (in plaats van het vermogen van B, die debiteur was van de financiering van de auto). De Inspecteur ontkent ook dat belanghebbende de auto heeft verzekerd en verwijst daarvoor naar productie IV van het vertoogschrift, dat aangeeft dat B verzekeringnemer is. De Raad is van oordeel dat belanghebbende ook de stelling dat hij de auto heeft verzekerd, niet heeft waar gemaakt. Uit een en ander volgt dat niet is komen vast te staan dat belanghebbende de betalingen voor de aflossing van de autofinanciering en voor de verzekering voor zijn rekening nam. Hij kan dan ook niet als de economische eigenaar van de auto in de Verenigde Staten worden beschouwd. Terecht is aan belanghebbende geen vrijstelling van invoerrechten voor de auto verleend door de Inspecteur.
5. Beslissing
De Raad verklaart het beroep ongegrond.
mrs. J.Th. Drop, C.W.M..van Ballegooijen en G.J. van Muijen