ECLI:NL:ORBBNAA:2006:BT6191

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
19 januari 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2003-525
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.Th. Drop
  • Th. Groeneveld
  • J.C. Overgaauw
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boete wegens te late indiening van de aangifte winstbelasting 1998

In deze zaak, behandeld door de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 19 januari 2006, staat de naheffingsaanslag winstbelasting 1998 centraal. Appellant ontving op 18 juni 1999 een naheffingsaanslag, waartegen bezwaar werd gemaakt. De Inspecteur verklaarde het bezwaar op 29 augustus 2003 niet ontvankelijk, wat appellant niet accepteerde en hiertegen beroep aantekende. Tijdens de zitting op 8 november 2005 waren zowel appellant als de Inspecteur afwezig.

De Raad oordeelt dat het bezwaar van appellant tijdig was ingediend en dat de Inspecteur ten onrechte het bezwaar niet ontvankelijk heeft verklaard. De Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en handhaaft de naheffingsaanslag, die inmiddels op nihil is gesteld. Echter, de boete van Naf. 500,= wegens de te late indiening van de aangifte blijft gehandhaafd.

De Raad stelt vast dat de boete terecht is opgelegd, aangezien de Inspecteur gedurende vijf jaar gerechtigd is om een verzuimboete op te leggen voor te late aangifte. De Raad benadrukt dat het niet relevant is of het Land financieel nadeel heeft geleden door de late indiening. De wetgever heeft de Inspecteur de mogelijkheid gegeven om tot vijf jaar na het verzuim een boete op te leggen, waardoor de boete die vier jaar na de aangiftedatum is opgelegd niet als onredelijk laat kan worden beschouwd. De wijziging van het boeteregime in de Algemene Landsverordening Landsbelastingen heeft geen invloed op verzuimen die in 1998 zijn begaan, gezien het overgangsrecht. De Raad concludeert dat de boete passend en geboden is, en bevestigt de beslissing.

Uitspraak

BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP van 19 januari 2006, nr. 2003-525
1. Het procesverloop.
1.1. Aan appellant is op 18 juni 1999 een naheffingsaanslag winstbelasting 1998 opgelegd.
1.2. Tegen deze aanslag is namens appellant bij bezwaarschrift dat op 12 juli 1999 door verweerder is ontvangen, bezwaar gemaakt. Bij beschikking van 29 augustus 2003 is het bezwaarschrift door de Inspecteur niet ontvankelijk verklaard.
1.3. Tegen deze beschikking heeft appellant bij bezwaarschrift van 14 oktober 2003, dat op dezelfde dag is ontvangen, beroep op de Raad ingesteld.
1.4. Ter zitting van 8 november 2005 te Willemstad zijn appellant noch de Inspecteur verschenen.
2. Ontvankelijkheid van het bezwaarschrift.
Appellant is tijdig in bezwaar gekomen bij de Inspecteur, die het bezwaarschrift derhalve ten onrechte wegens termijnoverschrijding niet ontvankelijk heeft verklaard.
3. Geschil
3.1 Inmiddels is de aanslag Winstbelasting 1998 op nihil gesteld. De inspecteur heeft echter de wegens te late indiening van de aangifte opgelegde boete van Naf. 500,= gehandhaafd.
Vaststaat dat belanghebbende die aangifte te laat heeft ingediend. Volgens de voor dat jaar geldende boetebepalingen uit de Landsverordening winstbelasting ( de artikelen 22 en 23) is de Inspecteur gedurende vijf jaar gerechtigd een verzuimboete op te leggen.
3.2 De Raad is van oordeel dat de boete terecht is opgelegd. De verzuimboete is bedoeld om de belastingplichtige, die te laat aangifte heeft gedaan, zoals belanghebbende, in te scherpen dat zij haar administratieve verplichtingen volledig behoort na te komen. Of er daarbij sprake is van door het Land geleden financieel nadeel is naar het oordeel van de Raad niet van belang. De wetgever heeft de Inspecteur de gelegenheid gegeven om tot vijf jaar na het verzuim een boete op te leggen, zodat niet gezegd kan worden dat de vier jaar (ME: de Raad gaat hier in de fout) na de aangiftedatum opgelegde boete onredelijk laat is opgelegd. Dat dit boeteregime inmiddels is gewijzigd in de Algemene Landsverordening Landsbelastingen heeft voor een verzuim begaan in 1998 geen betekenis, gelet op het in artikel 78, lid 5 neergelegde overgangsrecht; dit overgangsrecht brengt mee dat oude verzuimen blijven vallen onder het oude regime.
Ook overigens acht de Raad de boete passend en geboden, zodat moet worden beslist zoals hieronder is vermeld.
5. De beslissing
De Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en handhaaft de inmiddels op Naf. 500,= (vijfhonderd guldens) vastgestelde naheffingsaanslag.
mrs. J.Th. Drop, Th. Groeneveld en J.C. Overgaauw