Uitspraak
zitting houdende op Curaçao,
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 4 mei 2007 uitspraak gedaan over de aftrekbaarheid van betaalde premies voor een brandverzekering door belanghebbende. De belanghebbende had een aanslag in de inkomstenbelasting ontvangen voor het jaar 2004, waarbij hij in beroep ging tegen de handhaving van deze aanslag door de Inspecteur. De kern van het geschil was of de betaalde premies voor de brandverzekering als kosten van geldlening konden worden afgetrokken als persoonlijke lasten.
De Raad heeft vastgesteld dat belanghebbende een woonhuis bewoont dat hij zakelijk gerechtigd is op basis van erfpachtsrecht. Hij had een lening afgesloten waarvoor hij een hypotheekrecht had verleend, en de lening was gekoppeld aan de verplichting om de woning te verzekeren. Belanghebbende stelde dat de premies voor de brandverzekering aftrekbaar waren omdat deze premies causaal verbonden waren met de geldlening. De Inspecteur daarentegen betoogde dat de premies niet aftrekbaar waren, omdat ze niet meer expliciet aftrekbaar waren gesteld na de wetswijziging van 2000.
De Raad oordeelde dat de premies voor de brandverzekering niet aftrekbaar zijn als persoonlijke lasten. Dit oordeel is gebaseerd op de wijziging in de wetgeving die het bronkarakter van de eigen woning heeft opgeheven, waardoor de aftrekbaarheid van dergelijke premies is beëindigd. De Raad concludeerde dat de kosten van de brandverzekering behoren tot het milieu van de eigen woning en niet tot de kosten van de geldlening. De Raad verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond.