ECLI:NL:ORBBNAA:2007:1

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
4 mei 2007
Publicatiedatum
4 oktober 2019
Zaaknummer
2006/0261
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • A. Drop
  • J. Groeneveld
  • M. Overgaauw
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aftrekbaarheid van premies voor brandverzekering als kosten van geldlening in het belastingrecht van de Nederlandse Antillen

In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 4 mei 2007 uitspraak gedaan over de aftrekbaarheid van betaalde premies voor een brandverzekering door belanghebbende. De belanghebbende had een aanslag in de inkomstenbelasting ontvangen voor het jaar 2004, waarbij hij in beroep ging tegen de handhaving van deze aanslag door de Inspecteur. De kern van het geschil was of de betaalde premies voor de brandverzekering als kosten van geldlening konden worden afgetrokken als persoonlijke lasten.

De Raad heeft vastgesteld dat belanghebbende een woonhuis bewoont dat hij zakelijk gerechtigd is op basis van erfpachtsrecht. Hij had een lening afgesloten waarvoor hij een hypotheekrecht had verleend, en de lening was gekoppeld aan de verplichting om de woning te verzekeren. Belanghebbende stelde dat de premies voor de brandverzekering aftrekbaar waren omdat deze premies causaal verbonden waren met de geldlening. De Inspecteur daarentegen betoogde dat de premies niet aftrekbaar waren, omdat ze niet meer expliciet aftrekbaar waren gesteld na de wetswijziging van 2000.

De Raad oordeelde dat de premies voor de brandverzekering niet aftrekbaar zijn als persoonlijke lasten. Dit oordeel is gebaseerd op de wijziging in de wetgeving die het bronkarakter van de eigen woning heeft opgeheven, waardoor de aftrekbaarheid van dergelijke premies is beëindigd. De Raad concludeerde dat de kosten van de brandverzekering behoren tot het milieu van de eigen woning en niet tot de kosten van de geldlening. De Raad verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond.

Uitspraak

Beschikking d.d. 4 mei 2007, nr. 2006/0261
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende op Curaçao,
inzake: [belanghebbende],
tegen
[de Inspecteur].

1.Het procesverloop

1.1.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2004 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd naar een belastbaar inkomen van Naf 100.059. Bij beschikking op het tijdig ingediende bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd. Belanghebbende is daartegen tijdig in beroep gekomen. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Ter zitting van november 2006 zijn verschenen belanghebbende en de Inspecteur. Belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd welke tot de gedingstukken behoort.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbende bewoont een woonhuis aan [adres] op kavel [Nummer] (verkavelingsplan Klein Sint Michiel), tot welke woning hij zakelijk gerechtigd is krachtens een hem op dat kavel verleend erfpachtsrecht.
2.2.
Blijkens een notariële akte d.d. februari 2001, verleden bij Alexander en Simon, notarissen, erkende belanghebbende schuldig te zijn aan de [stichting] een bedrag van Naf 151.408. Bij die akte stelde belanghebbende als zekerheid voor de terugbetaling van die lening en de daarover verschuldigde rente het recht van hypotheek op het onder 2.1. vermelde kavel.
2.3.
Onderdeel van de in de akte vervatte schuldbekentenis met
hypotheekverlening is een beding dat, voor zover te dezen van belang, luidt als volgt:
"dat de schuldenaar verplicht is de op het verbondene gestichte of later te stichten opstallen naar genoegen van de schuldeiseres te verzekeren en verzekerd te houden onder een zogenaamde pakketverzekering inhoudende tenminste een verzekering tegen brandschade (..) tot het einde der bij deze akte vermelde lening en de polis van de verzekering in haar bezit te stellen".
2.4.
Blijkens een notariële akte d.d. 18 februari 2004, verleden bij Alexander en Simon, notarissen, verleende belanghebbende een hypotheekrecht aan de Postspaarbank van de Nederlandse Antillen tot het beloop van Naf 162.000, vermeerderd met een bedrag ter zake van verschuldigde rente. Het hypotheekrecht werd verleend ter zake van de onder 2.1. vermelde kavel, welke volgens de akte onbezwaard was.
2.5.
Laatstvermelde akte bevat een beding, dat, voor zover te dezen van belang, luidt als volgt:
"De credietnemer is verplicht het verbondene en al hetgeen door bestemming daartoe behoort naar genoegen van de credietgeefster tegen brandschade
(..) te verzekeren en verzekerd te houden gedurende het bij deze akte verleende recht van hypotheek...".
2.6.
Belanghebbende heeft in het onderhavige jaar Naf 732 betaald aan premies voor een brandverzekering van opstallen op het onder 2.1. vermelde kavel.

3.Geschil en standpunten van partijen

Partijen verschillen van mening over de aftrekbaarheid als persoonlijke last van de door belanghebbende betaalde premies voor een brandverzekering als bedoeld onder 2.6.
Belanghebbende is, zakelijk en verkort weergegeven, van mening dat de betaalde premies aftrekbaar zijn als kosten van geldlening, omdat zij daarmee rechtstreeks causaal verbonden zijn. Het hebben van een brandverzekering en derhalve de betaling van premies daarvoor, is noodzakelijk voor het opnemen en verlengen van de geldlening.
De Inspecteur betoogt, zakelijk en verkort weergegeven, dat premies van brandverzekering kosten in verband met het in stand houden van de bron zijn. Als zodanig zijn ze niet meer aftrekbaar, nu ze sinds de wetswijziging van 2000 waarbij het bronkarakter van de eigen woning verviel, niet meer expliciet aftrekbaar zijn gesteld.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Tot 1 augustus 2000 waren de premies voor de brandverzekering van een eigen woning aftrekbaar gesteld als persoonlijke last in art. 9 van de Landsverordening op de Inkomstenbelasting.
4.2.
Met ingang van voormelde datum verviel door wetswijziging het bronkarakter van de eigen woning - de zogenoemde de fiscalisering van de eigen woning - alsmede de aftrekbaarheid van de premies van brandverzekering als persoonlijke last. De laatste wijziging werd niet toegelicht.
4.3.
Belanghebbende bepleit aftrekbaarheid van de premies voor een brandverzekering als kosten van een geldlening ter zake van een eigen woning, op grond van de causale verbondenheid van de onderhavige brandverzekeringen met de verstrekte hypothecaire geldleningen.
4.4.
In het Antilliaanse belastingrecht wordt de aftrekbaarheid van kosten bepaald door het milieu waarin die kosten opkomen. Causaliteit en finaliteit (het doel waarmee kosten worden gemaakt) spelen daarbij een rol. Een brandverzekering wordt door de gerechtigde tot een zaak gesloten om zijn economisch belang daarbij intact te houden voor het geval die zaak door een evenement beschadigd wordt of te niet gaat. Dit doel staat los van de financiering van de zaak. De kosten van een brandverzekering behoren dus tot het milieu van de zaak zelf, van de bron.
4.5.
In het geval dat een financier bij de zaak betrokken is zal deze zijn economisch belang, zijn vordering op de gerechtigde tot de zaak, eveneens intact willen houden. Hij kan dat bewerkstelligen door zijn debiteur te verplichten de zaak verzekerd te houden, zodat bij beschadiging of tenietgaan de waarde van de zaak — zijn verhaalsobject — niet teloor gaat. Hij kan ook de zaak zelf verzekeren ter dekking van zijn crediteursbelang. In het laatste geval behoren de kosten van de brandverzekering tot het milieu van de vordering, welke een bron voor de crediteur is.
Een en ander maakt duidelijk dat de omstandigheid dat de financier zijn geldlener verplicht de gefinancierde zaak te verzekeren tegen brand, niet meebrengt dat de premiekosten aftrekbaar zijn voor de tot die zaak gerechtigde geldlener.
4.6.
Uit het voorgaande volgt dat de kosten van de door hem gesloten brandverzekering voor belanghebbende kosten ter zake van de eigen woning zijn. De wetgever heeft de aftrekbaarheid van deze kosten beëindigd toen hij het bronkarakter aan de eigen woning ontnam.

5.Beslissing

De Raad verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan in raadkamer van 4 mei 2007 door mrs. Drop, Groeneveld en Overgaauw in aanwezigheid van de griffier Mevrouw Rasmijn.