ECLI:NL:ORBBNAA:2007:BI3330

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
18 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2004-0064
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Drop
  • A. Groeneveld
  • J. Overgaauw
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van navorderingsaanslag en uitdeling van winst in belastingzaak

In deze zaak gaat het om een navorderingsaanslag die aan belanghebbende is opgelegd voor het belastingjaar 1998. De Inspecteur heeft de aanslag opgelegd naar aanleiding van een boekenonderzoek bij de vennootschap van belanghebbende, waarbij een aanzienlijk verschil werd vastgesteld tussen het feitelijk overeengekomen salaris van de echtgenote van belanghebbende en het als zakelijk aangemerkte salaris. Belanghebbende, die gynaecoloog is, had aanvankelijk een belastbaar inkomen van Afl. 440.452, maar na de navorderingsaanslag werd dit verhoogd naar Afl. 565.952. Belanghebbende heeft tegen deze navorderingsaanslag beroep aangetekend, waarbij hij betoogde dat de werkzaamheden van zijn echtgenote niet enkel administratief waren en dat het overeengekomen salaris zakelijk was.

De Raad van Beroep voor Belastingzaken heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de Inspecteur terecht een uitdeling van de winst heeft geconstateerd. De Raad oordeelde dat belanghebbende en zijn vennootschap zich bewust hadden moeten zijn van de bevoordeling die voortvloeide uit het grote verschil tussen het feitelijk salaris en het zakelijk salaris. De Raad heeft het salaris van de echtgenote vastgesteld op Afl. 59.000, wat resulteerde in een uitdeling van Afl. 53.234 die tot het inkomen van belanghebbende werd gerekend. De Raad heeft ook geoordeeld dat de Inspecteur bevoegd was om de navorderingsaanslag op te leggen, aangezien de termijn voor het opleggen dreigde te verstrijken.

Uiteindelijk heeft de Raad het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de navorderingsaanslag verminderd tot een belastbaar inkomen van Afl. 501.452, rekening houdend met de ingehouden loonbelasting van Afl. 160.094. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor belastingplichtigen om zich bewust te zijn van de fiscale gevolgen van hun salarisstructuren en de noodzaak om zakelijke vergoedingen te hanteren.

Uitspraak

BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP
Vindplaats          2004-0064
Datum                18 april 2007
Rechters             mrs. Drop, Groeneveld en Overgaauw
Middel                 IB
Artikel                 6, 20, 48
Belastingjaar      1998
Plaats                 Aruba
Essentie             Het staat de Inspecteur vrij om, indien de termijn voor het opleggen van
 een navorderingsaanslag dreigt te verlopen, ter behoud van rechten een
 zodanig aanslag op te leggen, indien aan de overige voorwaarden voor
 oplegging daarvan is voldaan. Uitdeling. De Raad stelt het salaris van in
 NV van belanghebbende meewerkende echtgenote in goede justitie
 vast. Belanghebbende en de vennootschap hadden zich gezien het
 absoluut en relatief grote verschil tussen het feitelijk overeengekomen
 salaris en het feitelijk salaris bewust moeten zijn van bevoordeling. Het
 verschil vormt een uitdeling. Dit bedrag is op grond van artikel 20 LIB
 terecht geheel tot het inkomen van belanghebbende gerekend.
1. Het procesverloop
1.1. Aan belanghebbende is aanvankelijk voor het jaar 1998 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd naar een belastbaar inkomen van Afl. 440.452. In dit bedrag is tevens begrepen het belastbaar inkomen van belanghebbendes echtgenote ten bedrage van Afl. 112.234. Vervolgens is aan belanghebbende op 29 december 2003 over dat jaar een navorderingsaanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van Afl. 565.952. Belanghebbende is in beroep gekomen tegen deze aanslag bij een geschrift dat op 9 januari 2004 – derhalve tijdig – is binnengekomen bij de Raad. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend. Belanghebbende heeft op zijn beurt een nota van repliek ingediend.
1.2. De behandeling van de zaak ter zitting zou aanvankelijk plaatsvinden op 2 november 2005. Op verzoek van belanghebbende is de behandeling van de zaak door de Raad aangehouden. De behandeling van de zaak ter zitting heeft vervolgens plaatsgevonden op 3 april 2006. Ter zitting is besloten de zaak verder aan te houden teneinde partijen in de gelegenheid te stellen tot een compromis te geraken. Dit is evenwel niet gelukt. Op 30 oktober 2006 is de zaak wederom ter zitting behandeld. Op die zitting zijn verschenen en gehoord: belanghebbendes gemachtigden mr. A en drs. B alsmede mr. drs. C namens de Inspecteur. Beiden hebben ter zitting een pleitnota overgelegd.
2. De feiten
De Raad stelt op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.
2.1. Belanghebbende is van beroep gynaecoloog en is in dienstbetrekking bij zowel het Land Aruba als bij Gynaecologenpraktijk X N.V. (hierna: de N.V.). Alle aandelen in de N.V. worden gehouden door Y Holding N.V. De aandelen in laatstgenoemde N.V. worden voor 67% gehouden door belanghebbende en voor 33% door zijn echtgenote mevrouw Z (hierna: de echtgenote). De echtgenote is in dienstbetrekking bij de N.V. De directie van de N.V. wordt gevoerd door belanghebbende.
2.2. Over de periode 1996 tot en met 1999 is door de Belastingdienst een boekenonderzoek ingesteld bij de N.V. Vooruitlopend op de definitieve uitkomsten van dit onderzoek is tot behoud van rechten de onderhavige navorderingsaanslag opgelegd. Naar aanleiding van het onderzoek is een rapport opgemaakt.
3. Het geschil en de beoordeling van het geschil
<i>Verzoek tot aanhouden uitspraak</i>
3.1. In zijn ter zitting van 30 oktober 2006 overgelegde pleitnota verzoekt de gemachtigde van belanghebbende de uitspraak in de onderhavige zaak op te schorten totdat enkele geschilpunten over de winstbelasting 1994-1998 definitief zijn beslecht. De Raad ziet hierin onvoldoende grond om de uitspraak op te schorten zodat thans uitspraak zal worden gedaan met betrekking tot het voorliggende geschil.
<i>Bevoegdheid Inspecteur tot opleggen navorderingsaanslag</i>
3.2. In zijn beroepschrift betoogt belanghebbende dat de navorderingsaanslag moet worden vernietigd op de grond dat deze door de Inspecteur slechts is opgelegd tot behoud van rechten en de Inspecteur dientengevolge handelt in strijd met de wet dan wel met de beginselen van behoorlijk bestuur. Het beroep kan in zoverre niet leiden tot vernietiging van de navorderingsaanslag. Artikel 48 van de LIB stelt, indien sprake is van een feit dat grond oplevert voor het vermoeden dat een te lage aanslag is opgelegd, als enig vereiste voor navordering dat sinds het einde van het jaar waarover wordt nagevorderd niet vijf jaren zijn verstreken. Het staat de inspecteur dan ook vrij om, indien de termijn voor het opleggen van een navorderingsaanslag dreigt te verlopen, tot behoud van rechten een zodanige aanslag op te leggen, indien overigens aan de voorwaarden voor het opleggen daarvan is voldaan.
<i>Salariskosten mevrouw Z</i>
3.3.1. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat in het onderhavige jaar sprake is van een (middellijke) uitdeling van de winst door Y Holding N.V. aan belanghebbende doordat de N.V. aan de echtgenote een onzakelijk hoog salaris van Afl. 112.234 (bij het opleggen van de navorderingsaanslag is abusievelijk uitgegaan van een overeengekomen salaris van Afl. 112.734) heeft betaald. Naar zijn mening is in een situatie als de onderhavige een salaris van Afl. 54.000 zakelijk. Belanghebbende bestrijdt dit standpunt van de Inspecteur en voert daartoe aan dat het tussen de echtgenote en de N.V. overeengekomen salaris zakelijk is.
3.3.2. De Inspecteur, op wie in dezen de bewijslast rust, heeft ter ondersteuning van zijn stelling het volgende aangevoerd:
- de echtgenote heeft in de praktijk een administratieve functie en haar takenpakket rechtvaardigt niet een salaris van Afl. 112.234;
- gelet op de aard en de omvang van de onderneming is sprake van een administratie waarvan de verzorging relatief weinig tijd kost, en
- uit door de Inspecteur uitgevoerd onderzoek blijkt dat voor gelijkwaardige functies tussen onafhankelijke derden een veel lager loon wordt overeengekomen dan in de onderhavige situatie.
3.3.3. Belanghebbende heeft tegen de stelling van de Inspecteur aangevoerd dat de werkzaamheden van de echtgenote niet slechts administratief van aard zijn en dat de echtgenote tevens een strategisch-organisatorische en leidinggevende functie bekleedt. Daarbij komt, aldus belanghebbende, dat de echtgenote ook voor evenbedoelde werkzaamheden gekwalificeerd is nu zij een hogere managementopleiding heeft voltooid.
3.3.4. De Raad is van oordeel dat, mede gelet op de aard en omvang van de onderneming van de N.V., aan de door de echtgenote verrichte administratieve en ondersteunende werkzaamheden een beperkte betekenis moet worden toegekend. Zo wordt – naar de Inspecteur onweersproken heeft gesteld – het merendeel van die werkzaamheden uitgevoerd door administratief personeel van de N.V. en geschiedt het opmaken van de jaarrekening en de aangifte door D. Met betrekking tot de werkzaamheden ten behoeve van de collectieve contracten tussen de verzekeraars en specialisten komt de Raad het door belanghebbende gestelde aantal uren dat door de echtgenote aan die werkzaamheden is besteed (ongeveer een halve werkweek), niet aannemelijk voor. Daarbij komt dat de Raad niet vermag in te zien op welke wijze die werkzaamheden, die immers in het belang van alle specialisten zijn, zodanig in het belang van de onderneming van de N.V. zijn dat zij mede het door belanghebbende als zakelijk bepleite salaris rechtvaardigen. Gelet op dit een en ander stelt de Raad, rekening houdend met een takenpakket van de echtgenote dat mede bestaat uit het houden van toezicht op de administratieve en ondersteunende werkzaamheden enerzijds en de werkzaamheden verricht ten behoeve van de collectieve contracten tussen de verzekeraars en specialisten anderzijds, in het onderhavige geval een zakelijk salaris in goede justitie vast op Afl. 59.000.
3.3.5. Belanghebbende voert subsidiair aan dat geen sprake kan zijn van een uitdeling omdat zowel de vennootschap als belanghebbende steeds van de zakelijkheid van het overeengekomen salaris zijn uitgegaan en aldus niet is voldaan aan het voor de constatering van een winstuitdeling gestelde zogenoemde dubbelebewustheidsvereiste. De Raad kan belanghebbende hierin niet volgen. De toepassing van evenbedoeld vereiste houdt in de onderhavige situatie in dat van een uitdeling slechts sprake kan zijn indien en voorzover aannemelijk is dat de N.V. belanghebbende als aandeelhouder heeft willen bevoordelen en zowel de N.V. als belanghebbende zich van die bevoordeling bewust is geweest of redelijkerwijs bewust hadden moeten zijn. De Raad is van oordeel dat, veronderstellenderwijs uitgaande van de juistheid van belanghebbendes stelling dat die bewustheid ontbrak, belanghebbende en de vennootschap zich in ieder geval gelet op het zowel absoluut als relatief grote verschil tussen het feitelijk overeengekomen salaris en het hiervoor als zakelijk aangemerkte salaris, van de bevoordeling door de vennootschap bewust hadden moeten zijn.
3.3.6. Meer subsidiair betoogt belanghebbende dat de Inspecteur bij het opleggen van de navorderingsaanslag geen rekening heeft gehouden met het feit dat het bovenmatig geachte deel van het salaris al bij de echtgenote van belanghebbende is belast met loonbelasting en inkomstenbelasting. Ofschoon dit betoog juist is, kan het niet leiden tot een vermindering van de onderwerpelijke aanslag aangezien het hier immers een heffing ten laste van de echtgenote en niet ten laste van belanghebbende betreft. De Raad gaat er overigens vanuit dat het met het bovenmatig geachte deel van het salaris samenhangende belastingbedrag aan de echtgenote zal worden gerestitueerd.
3.3.7. Gelet op het hiervoor overwogene heeft de Inspecteur terecht een uitdeling van de winst geconstateerd. Het bedrag van de uitdeling moet, naar eveneens volgt uit het voorgaande, worden gesteld op Afl. 112.234 minus Afl. 59.000, derhalve op Afl. 53.234. Het bedrag van die uitdeling moet gelet op het bepaalde in artikel 20 van de LIB in het geheel tot het inkomen van belanghebbende worden gerekend.
<i>Representatiekosten, reis- en verblijfkosten en contributies en donaties</i>
3.4. Voor het onderhavige jaar zijn ten laste van de winst van de N.V. onder meer bedragen als representatiekosten, reis- en verblijfkosten en contributies en donaties geboekt ten belope van een bedrag van in totaal Afl. 81.134. Uit het bij de N.V. ingestelde boekenonderzoek is, naar de Inspecteur heeft gesteld en belanghebbende onvoldoende heeft bestreden, gebleken dat het hier voor een deel groot Afl. 58.623 betrof uitgaven met een persoonlijk karakter. Het gaat in dit verband onder meer om lidmaatschapsgelden voor diverse clubs zoals de golfclub, E Club en F alsmede uitgaven die verband houden met door belanghebbende bijgewoonde congressen en wel voorzover het betreft het meereizen van de echtgenote. De Inspecteur heeft de uitgaven in zoverre voor de winstbepaling van de N.V. als een uitdeling van de winst aangemerkt. Voor de in geding zijnde aanslag heeft de Inspecteur daaraan de conclusie verbonden dat deze uitdeling als bestanddeel van het inkomen van belanghebbende dient te worden belast. De Raad is van oordeel dat door de Inspecteur aannemelijk is gemaakt dat de betreffende uitgaven ten belope van het hiervoor genoemde bedrag van Afl. 58.623 door de N.V. zijn gedaan ter bevrediging van de persoonlijke behoeften van belanghebbende als aandeelhouder. In zoverre is dan ook sprake van een belaste uitdeling van de winst.
<i>Levensverzekeringen</i>
3.5. Ten laste van de winst van de N.V. is voorts een bedrag van Afl. 7820 aan premies in verband met levensverzekeringen gebracht. De Raad is van oordeel dat deze uitgaven niet als zakelijk kunnen worden aangemerkt en dat derhalve sprake is van een uitdeling van de winst. De Raad acht hierbij met name van belang dat, naar de Inspecteur onweersproken heeft gesteld, belanghebbende bij drie van de vier levensverzekeringen zowel verzekeringnemer, verzekerde als begunstigde is en met betrekking tot de levensverzekering van de echtgenote laatstgenoemde zowel verzekeringnemer als verzekerde is en belanghebbende en zijn kinderen begunstigden zijn. Ook heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat met de betaling van de premies door de N.V. enig zakelijk doel wordt gediend.
4. Slotsom
Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond en moet, nu door belanghebbende en zijn echtgenote bij de aangifte is verzocht de echtgenote separaat in de heffing te betrekken, de navorderingsaanslag worden verminderd tot op een bedrag van Afl. 565.952 minus Afl. 59.000 (het in de navorderingsaanslag begrepen arbeidsinkomen van de echtgenote van belanghebbende) minus Afl. 5000 minus Afl. 500 (zie hiervoor onder 3.3.1), is Afl. 501.452. Daarbij moet rekening worden gehouden met de ten laste van belanghebbende ingehouden loonbelasting ten bedrage van Afl. 160.094.
5. Beslissing
De Raad:
verklaart het beroep gegrond, en
vermindert de navorderingsaanslag tot een naar een belastbaar inkomen van Afl. 501.452, rekening houdend met een te verrekenen bedrag aan loonbelasting van Afl. 160.094.