ECLI:NL:ORBBNAA:2007:BI3332

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
26 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2004-0118
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Drop
  • J. Groeneveld
  • M. Overgaauw
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijslast tijdige indiening bezwaarschrift in belastingzaak

In deze zaak gaat het om de bewijslast van de tijdige indiening van een bezwaarschrift tegen een naheffingsaanslag in de winstbelasting voor het belastingjaar 1998. De belanghebbende ontving op 28 april 2003 een naheffingsaanslag, welke door de Inspecteur op 19 januari 2004 werd gehandhaafd na bezwaar. De belanghebbende heeft op 5 februari 2004 beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Tijdens de zitting op 24 oktober 2007 in Willemstad was de belanghebbende niet aanwezig, maar de Inspecteur werd vertegenwoordigd door mw. mr. C.C. Taylor.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de belanghebbende diende op 16 maart 2000 de definitieve aangifte over het jaar 1998 in, zonder uitstel. De aangifte had uiterlijk op 30 juni 1999 ingediend moeten worden, maar dit gebeurde te laat. De naheffingsaanslag werd opgelegd op 28 april 2003, waarbij de belastbare winst nihil was, maar er werd een boete van Naf. 500 opgelegd wegens de te late indiening.

Het geschil betreft de vraag of het bezwaarschrift tijdig is ingediend. De belanghebbende stelt dat hij bezwaar heeft gemaakt op 17 juni 2003 en dit heeft toegelicht op 6 augustus 2003. De Inspecteur daarentegen stelt dat het bezwaarschrift pas op 10 september 2003 is ontvangen, maar kan geen afschrift van het bezwaarschrift overleggen.

De Raad van Beroep voor Belastingzaken oordeelt dat de Inspecteur de tijdige ontvangst van het bezwaarschrift niet-onaannemelijk heeft betwist, waardoor de bewijslast voor de tijdige verzending bij de belanghebbende ligt. Aangezien de belanghebbende hierin niet is geslaagd, verklaart de Raad het beroep ongegrond.

Uitspraak

BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP
Vindplaats          2004-0118
Datum                26 oktober 2007
Rechters             Drop, Groeneveld, Overgaauw
Middel                 ALL
Artikel                 
Belastingjaar      1998
Plaats                 Curaçao
Essentie             Bewijslast tijdige indiening bezwaarschrift
1. Het procesverloop
1.1 Aan belanghebbende is met dagtekening 28 april 2003 een naheffingsaanslag in de winstbelasting 1998 opgelegd. De Inspecteur heeft de naheffingsaanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak met dagtekening 19 januari 2004 gehandhaafd.
1.2 Op 5 februari 2004 heeft belanghebbende tegen de uitspraak van de Inspecteur beroep ingesteld.
1.3 De Inspecteur heeft, gedagtekend 31 augustus 2007, een vertoogschrift ingediend.
1.4 Het beroep is behandeld ter zitting van 24 oktober 2007 te Willemstad, waar belanghebbende niet is verschenen. Namens de Inspecteur is verschenen mw. mr. C.C. Taylor.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1 Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting zijn, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de ander niet of niet voldoende weersproken, de volgende feiten vast komen te staan.
2.2 Belanghebbende heeft op 16 maart 2000 de defintieve aangifte gedaan over het jaar 1998. Belanghebbende had geen uitstel voor het indienen van de aangifte. De aangifte diende daarom uiterlijk op 30 juni 1999 te zijn ingediend. De aangifte is derhalve te laat ingediend.
2.3 Met dagtekening 28 april 2003 is een naheffingsaanslag in de winstbelasting opgelegd. Volgens de aangifte bedroeg de belastbare winst Naf. 5.026 (negatief). De op de aanslag verschuldigde belasting bedroeg derhalve nihil. Wegens te late indiening van de aangifte is een boete opgelegd van Naf. 500.
3. Geschil en standpunten van partijen
3.1 In geschil is of het bezwaarschrift tijdig is ingediend.
3.2 Belanghebbende stelt bij schrijven van 17 juni 2003 bezwaar te hebben gemaakt tegen de naheffingsaanslag. Bij brief van 6 augustus 2003 heeft hij zijn standpunt vervolgens nog nader toegelicht.
3.3 De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat blijkens het registratiesysteem eerst op 10 september 2003 een bezwaarschrift is ingekomen. Zij beschikt niet meer over een afschrift daarvan.
4. Beoordeling van het geschil
4.1 Nu de Inspecteur de tijdige ontvangst van het bezwaarschrift met een beroep op haar postregistratiesysteem niet-onaannemelijk betwist rust de bewijslast van tijdige verzending op belanghebbende. Belanghebbende is daarin niet geslaagd. Het beroep is daarom ongegrond.
5. Beslissing
De Raad verklaart het beroep ongegrond.