ECLI:NL:ORBBNAA:2007:BI3396

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
13 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2006/0314
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.Th. Drop
  • C.W.M. van Ballegooijen
  • G.J. van Muijen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aftrekbaarheid van schoolkosten voor dochter van belastingplichtige tijdens uitzending naar het buitenland

In deze zaak gaat het om de aftrekbaarheid van schoolkosten die een belastingplichtige heeft gemaakt voor zijn dochter, die tijdens zijn uitzending naar het buitenland onderwijs volgde aan een Nederlandse school met een internationale afdeling. De belastingplichtige, werkzaam bij de X Bank van Aruba, had een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 1996 ontvangen, die hij aanvechtte na bezwaar bij de Inspecteur. De Inspecteur handhaafde de aanslag, waarna de belastingplichtige beroep instelde bij de Raad van Beroep voor Belastingzaken.

De Raad heeft vastgesteld dat de belastingplichtige zijn dochter naar een Nederlandse school heeft gestuurd omdat de school in Aruba niet geschikt was. De kosten voor het onderwijs werden door de belastingplichtige zelf gedragen, nadat de X Bank had besloten deze kosten niet te vergoeden. De belastingplichtige stelde dat deze kosten als beroepskosten aftrekbaar zouden moeten zijn, omdat ze verband zouden houden met zijn dienstbetrekking.

De Raad oordeelde echter dat er geen causaal verband bestond tussen de gemaakte schoolkosten en de opbrengsten uit de dienstbetrekking van de belastingplichtige. Het onderwijs dat een kind volgt, wordt in het algemeen beschouwd als een privé-aangelegenheid, en de kosten daarvan vallen onder de persoonlijke uitgaven van de belastingplichtige. De Raad concludeerde dat de kosten van de school voor de dochter niet als kosten van verwerving konden worden aangemerkt.

Uiteindelijk verklaarde de Raad het beroep van de belastingplichtige gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar van de Inspecteur en verlaagde de aanslag tot een belastbaar inkomen van Afl. 40.288, rekening houdend met de herziening van de drempel voor de buitengewone lasten.

Uitspraak

BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP van 13 juli 2007, nr. 2006-0314
1. Het procesverloop
1.1. Aan belanghebbende is met dagtekening 17 juli 2000 een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 1996 opgelegd naar een belastbaar inkomen van Afl. 41.059. De aanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.
1.2. Bij een op 14 juli 2006 bij de Raad ingekomen geschrift heeft belanghebbende beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Inspecteur. Het geschrift is nader gemotiveerd bij pleitnota van 13 april 2007. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.3. Ter zitting van 16 april 2007 te Oranjestad zijn verschenen belanghebbende en, namens de Inspecteur, mr. A.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting zijn, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door één van hen gesteld en door de ander niet of niet voldoende weersproken, de volgende feiten vast komen te staan.
2.2. Belanghebbende is in verband met zijn dienstbetrekking bij de X Bank van Aruba (hierna: X) voor een periode van circa twee jaar naar Nederland en de Verenigde Staten uitgezonden. Zijn echtgenote en schoolgaande dochter zijn meeverhuisd naar Nederland.
2.3 Met X heeft belanghebbende afgesproken dat zijn dochter naar een internationale school gaat en X de kosten zal vergoeden. Omdat de school te P niet geschikt bleek voor zijn dochter, heeft belanghebbende besloten om haar naar een Nederlandse school met een inter-nationale afdeling te sturen, het A Lyceum in Q. Zijn echtgenote verbleef in die periode ook in Nederland. Na zijn voortijdig ontslag bij X heeft belanghebbende de (extra) kosten voor haar schooljaar 1995/1996 zelf betaald.
2.4 In het onderhavige jaar beliepen de door belanghebbende aangegeven verwervingskosten Afl. 9.681. De Inspecteur heeft de verwervingskosten betreffende de schoolkosten verlaagd van Afl. 9.681 naar Afl. 2.765.
3. Geschil en standpunten van partijen
3.1. Tussen partijen is in geschil:
a. de verlaging van de kosten van de andere opbrengsten uit tegenwoordige arbeid van Afl. 1.475 naar Afl. 740.
b. de verlaging van de verwervingskosten van Afl. 9.681 naar Afl. 2.765; en
c. de verlaging van de buitengewone lasten van Afl. 7.524 naar Afl. 6.892.
3.2. Betreffende geschilpunt a. heeft de Inspecteur besloten om de correctie te herzien. Derhalve zijn nog uitsluitend in geschil de punten b. en c. De correctie van de punten a. en b. werken door in punt c. bij de berekening van de drempel voor de buitengewone lasten.
3.3. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht.
3.4. Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat de extra schoolkosten ontstaan door het verblijf van zijn dochter op een Nederlandse school met een internationale afdeling als beroeps-kosten aftrekbaar zijn.
3.5. De Inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat de schoolkosten voor de dochter van belanghebbende geen kosten zijn voor de verwerving, inning of behoud van zijn opbrengst uit beroep. Er is namelijk geen causaal verband tussen de dienstbetrekking van belanghebbende en de schoolkosten voor zijn dochter.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Kosten van verwerving zijn die kosten die een belastingplichtige noodzakelijkerwijs dient te maken om zijn komen te verwerven; er dient derhalve een causaal verband te bestaan tussen de betreffende uitgaven die een belastingplichtige zich getroost en de opbrengsten uit de desbetreffende bron.
4.2. In het onderhavige geval maakt belanghebbende kosten omdat hij zijn dochter, gedurende de periode dat hij in verband met zijn dienstbetrekking bij de X naar Nederland en de Verenigde Staten is uitgezonden, onderwijs liet volgen aan een Nederlandse school met een internationale afdeling.
4.3. Het onderwijs dat een kind van een belastingplichtige volgt is in zijn algemeenheid een privé-aangelegenheid en de daaruit voorvloeiende kosten behoren dan ook tot de sfeer van de inkomensbesteding van een belastingplichtige. Naar het oordeel van de Raad ontbreekt ook in het geval van belanghebbende het onder 4.1 genoemde causale verband tussen de kosten verbonden aan het volgen van onderwijs door een kind aan de Nederlandse school met een internationale afdeling en de opbrengsten uit de bron dienstbetrekking van belanghebbende en kan derhalve niet worden gesproken van kosten van verwerving. Het zijn immers de privé-omstandigheden die deze kosten oproepen en niet de dienstbetrekking.
4.4. Gelet op het vorenoverwogende is het gelijk aan de zijde van de Inspecteur.
4.5. Nu de Inspecteur heeft besloten om de correctie betreffende geschilpunt a. te herzien, is het beroep gegrond. De Raad herziet de drempel voor de buitengewone lasten en stelt het onzuiver inkomen na aftrek van persoonlijke lasten vast op Afl. 48.216. Een en ander leidt tot een verhoging van de buitengewone lasten van Afl. 6.892 naar Afl. 6.928, zodat het belastbaar inkomen van Afl. 41.059 wordt verminderd met Afl. 36 alsmede Afl. 735 en vastgesteld op Afl. 40.288.
5. Beslissing
De Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van Afl. 40.288.
mrs. J.Th. Drop, C.W.M. van Ballegooijen en G.J. van Muijen