ECLI:NL:ORBBNAA:2007:BT2874

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
2 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2006/0489
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.Th. Drop
  • Th. Groeneveld
  • J.A.C.A. Overgaauw
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van nieuw boetebeleid bij naheffingsaanslag winstbelasting 2003

In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag in de winstbelasting voor het jaar 2003, die aan de belanghebbende is opgelegd op 10 juni 2005. De Inspecteur handhaafde deze aanslag na bezwaar op 31 augustus 2006. Belanghebbende heeft op 4 oktober 2006 beroep ingesteld tegen deze uitspraak en heeft zijn beroep op 26 februari 2007 gemotiveerd. De Inspecteur heeft op 21 augustus 2007 een vertoogschrift ingediend. De behandeling van het beroep vond plaats op 24 oktober 2007, waarbij belanghebbende niet aanwezig was, maar de Inspecteur vertegenwoordigd was door mr. C.

De feiten zijn als volgt: belanghebbende heeft geen aangifte gedaan voor het jaar 2003, wat leidde tot de naheffingsaanslag. Pas op 21 augustus 2006 heeft belanghebbende alsnog aangifte gedaan, met een negatief belastbaar bedrag. Tijdens de behandeling van het beroepschrift is de aanslag vastgesteld op nihil en is de boete verlaagd naar Naf. 250.

Het geschil betreft de vraag of de boete van Naf. 250 terecht is opgelegd wegens het niet doen van aangifte. De Raad heeft geoordeeld dat er geen gronden zijn aangevoerd door belanghebbende die de handhaving van de boete zouden kunnen weerleggen. De Raad verklaart het beroep ongegrond, waarbij het nieuwe boetebeleid, dat is gebaseerd op artikel 18 van de Algemene Landsverordening Landsbelastingen (ALL), van toepassing is, omdat de aanslag niet onherroepelijk was door het tijdig ingediende bezwaar en beroep.

Uitspraak

BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP van 2 november 2007, nr. 2006/0489
1. Het procesverloop
1.1 Met dagtekening 10 juni 2005 is aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de winstbelasting 2003 opgelegd. De Inspecteur heeft de naheffingsaanslag, na daartegen tijdig gemaakt bezwaar, bij uitspraak met dagtekening 31 augustus 2006 gehandhaafd.
1.2 Op 4 oktober 2006 heeft belanghebbende tegen de uitspraak van de Inspecteur beroep ingesteld. Op 26 februari 2007 heeft belanghebbende zijn beroep gemotiveerd.
1.3 De Inspecteur heeft, gedagtekend 21 augustus 2007, een vertoogschrift ingediend.
1.4 Het beroep is behandeld ter zitting van de Raad op 24 oktober 2007 te Willemstad, waar belanghebbende niet is verschenen. Namens de Inspecteur is verschenen, mr. C.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1 Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting zijn, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de ander niet of niet voldoende weersproken, de volgende feiten vast komen te staan.
2.2 Belanghebbende heeft geen aangifte gedaan over het jaar 2003. Met dagtekening 10 juni 2005 een naheffingsaanslag winstbelasting opgelegd. De Inspecteur heeft de naheffingsaanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, gehandhaafd omdat er geen aangifte was ingediend.
2.3 Op 21 augustus 2006 heeft belanghebbende alsnog de aangifte winstbelasting 2003 ingediend. Belanghebbende heeft een belastbaar bedrag van Naf. <bedrag> (negatief) aangegeven.
2.4 Bij de behandeling van het beroepschrift is de aanslag nader vastgesteld op nihil. Ook de boete is verminderd, en vastgesteld op Naf. 250.
3. Geschil en standpunten van partijen
3.1 Gezien het feit dat de aanslag reeds is verminderd, resteert de vraag of de boete ad Naf. 250 wegens het niet doen van aangifte terecht is.
3.2 Volgens de Inspecteur is – in overeenstemming met de jurisprudentie van de Raad – het nieuwe, op artikel 18 van de ALL gebaseerde boetebeleid ex artikel 4, lid 3, Ministeriële beschikking administratieve boeten van toepassing, omdat belanghebbende tijdig bezwaar en beroep heeft ingesteld en de aanslag daardoor niet onherroepelijk is komen vast te staan.
Artikel 4, lid 3 van voornoemd beleid schrijft voor dat in geval van een eerste verzuim een boete van Naf. 250,= wordt opgelegd.
3.3 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Het standpunt van de Inspecteur steunt voorts op hetgeen zij ter zitting heeft bijgebracht.
4. Beoordeling van het geschil
Door belanghebbende is niets aangevoerd op grond waarvan geoordeeld moet worden dat de Inspecteur de opgelegde boete niet zou kunnen handhaven op een bedrag van Naf. 250,=. De Raad komt ook ambtshalve niet tot dat oordeel. De Raad zal daarom het beroep ongegrond verklaren.
5. Beslissing
De Raad verklaart het beroep ongegrond.
mrs. J.Th. Drop, Th. Groeneveld en J.A.C.A. Overgaauw