Beschikking d.d. 3 september 2008, nr. 2007/0078
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende op Curaçao,
N., te Curaçao, belanghebbende,
de Inspecteur der Belastingen op Curaçao.
1.1 Aan belanghebbende is op 19 mei 2006 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd voor het jaar 2004 naar een belastbaar inkomen van Naf 205.539.
1.2 Belanghebbende is op 12 juni 2006 tijdig in bezwaar gekomen tegen de aanslag. Bij uitspraak van 19 januari 2007 heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd.
1.3 Belanghebbende is op 14 maart 2007 tegen deze uitspraak in beroep gekomen.
1.4 De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.5 Ter zitting van 3 april 2008 te Willemstad zijn verschenen belanghebbende alsmede mw. drs. P. namens de Inspecteur.
2. De tussen partijen vaststaande feiten
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.1 Belanghebbende, geboren in 1943 en deels gewezen overheidsdienaar, is deels met pensioen. Hij heeft in 2004 Naf. 4.555 aan premie aan het Fonds Ziektekosten overheidsgepensioneerden (hierna: premie FZOG) betaald ingevolge de Regeling tegemoetkoming ziektekosten overheidsgepensioneerden (P.B. 1975, nr. 249; hierna: de Regeling). Dit bedrag is door het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen ingehouden op de door dat fonds aan hem uitgekeerde pensioenbedragen.
2.2 Artikel 5 van de Regeling bepaalt dat bij elke uitbetaling van het inkomen van een overheidsdienaar daarop een premie ten bedrage van 1% van dit inkomen wordt ingehouden (hierna: premie ZOG). Artikel 6 van de Regeling regelt de inhouding van de premie op het pensioeninkomen van de gewezen overheidsdienaar (de premie FZOG). Blijkens artikel 8 van de Regeling hebben de gewezen overheidsdienaar, zijn weduwe en wezen, onder voorwaarden, recht op een tegemoetkoming van 90% van de uitgaven ter zake van hun geneeskundige behandeling en verpleging.
2.3 Belanghebbende geniet tevens loon uit tegenwoordige dienstbetrekking bij de Bank van de Nederlandse Antillen. Daarop is een premie ZOG ingehouden.
2.4 Belanghebbende heeft ter bepaling van zijn belastbare inkomen in zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2004 ook de door hem betaalde premie FZOG in aftrek gebracht als persoonlijke last.
Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of het bij de aanslag vastgestelde belastbare inkomen over 2004 met het bedrag aan premie FZOG van Naf. 4.555 moet worden verlaagd.
4. De standpunten van partijen
4.1 Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de premie FZOG aftrekbaar is voor de bepaling zijn belastbare inkomen. Hij voert in dit verband aan dat de premie ZOG, zoals die wordt betaald door ambtenaren in functie, en de premie FZOG toekomen aan dezelfde instantie, dat daaraan ten grondslag ligt dezelfde collectieve financieringsopzet en dat de wetgeving, mocht het standpunt van de Inspecteur hieromtrent juist zijn, in strijd is met het gelijkheidsbeginsel.
4.2 De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de premie ZOG aftrekbaar is als een persoonlijke last, doch dat dit niet het geval is bij de premie FZOG. Deze premie is, zo stelt de Inspecteur, als ziektekosten aftrekbaar onder de buitengewone lasten, waarvoor een drempel van 10% van het persoonlijke inkomen geldt.
4.3 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht.
5. Beoordeling van het geschil
5.1 Ingevolge artikel 16, lid 1, aanhef en onderdeel g, van de Landverordening op de inkomstenbelasting 1943 (hierna: de LIB) zijn de premies als bedoeld in artikel 5 van de Regeling aan te merken als persoonlijke lasten. Artikel 5 van de Regeling heeft betrekking op de premie die wordt ingehouden op het loon van de overheidsdienaar, de hiervoor genoemde premie ZOG. De premie FZOG is ingehouden op het pensioen van belanghebbende op de voet van artikel 6 van de Regeling, zodat deze niet ingevolge artikel 16, lid 1, aanhef en onderdeel g, van de LIB, als persoonlijke last kan worden aangemerkt.
5.2 Belanghebbende heeft een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel, maar dat beroep wordt door de Raad afgewezen. Er bestaat een wezenlijk verschil in karakter tussen de premies ZOG en de premies FZOG. Degene die ZOG-premies betaalt, verwerft door die betaling geen rechten. De premieplicht is kennelijk gebaseerd op de solidariteit van overheidsdienaren met de gepensioneerde collega’s. De premies ZOG dienen ter bekostiging van de uitkeringen ter zake geneeskundige behandeling en verzorging van gepensioneerde overheidsdienaren en hun weduwen en wezen. De premies FZOG daarentegen geven, onder voorwaarden, zoals het vervuld hebben van een lange diensttijd, recht op uitkeringen uit het Fonds Ziektekosten Overheidsgepensioneerden. Zij hebben het karakter van premies voor een ziektekostenverzekering, welke premies als uitgaven ter zake van ziekte gelden en niet als aftrekbare kosten. Dat de premies een verplicht karakter hebben en betaald worden door inhouding op het pensioeninkomen, doet daaraan niet af.
5.3 Uit het bovenstaande volgt dat de premies FZOG zijn aan te merken als buitengewone lasten als bedoeld in artikel 16a, lid 1, onderdeel a, LIB. Het is gesteld noch aannemelijk dat het totaal van de uitgaven van belanghebbende als bedoeld in artikel 16a, lid 1, onderdelen a, c en d, LIB, meer bedraagt dan 10% van het inkomen, doch ten minste Naf. 1.500. Daarom oordeelt de Raad dat het belastbaar inkomen over 2004 op de juiste hoogte is vastgesteld. Het gelijk is aan de Inspecteur.
De Raad verklaart het beroep ongegrond.
Alsdan gedaan in raadkamer door mrs. J.Th. Drop, C.W.M. van Ballegooijen en G.J. van Muijen in tegenwoordigheid van de secretaris S.J. Rasmijn en uitgesproken in het openbaar op 3 september 2008.