ECLI:NL:ORBBNAA:2008:BT2870

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
9 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2007/0162
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.Th. Drop
  • C.W.M. van Ballegooijen
  • G.J. van Muijen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Navorderingsaanslag inkomstenbelasting en ambtelijk verzuim bij afkoop pensioen

In deze zaak gaat het om een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting die aan belanghebbende is opgelegd voor het jaar 2005. De inspecteur had op 5 april 2007 een navorderingsaanslag opgelegd, waartegen belanghebbende tijdig bezwaar maakte. De inspecteur handhaafde de aanslag op 4 mei 2007, waarna belanghebbende op 10 juni 2007 in beroep ging. De Raad van Beroep voor Belastingzaken heeft op 9 juli 2008 uitspraak gedaan. De kern van het geschil betreft de vraag of de inspecteur beschikte over een nieuw feit dat de navorderingsaanslag rechtvaardigde. Belanghebbende stelde dat de inspecteur op de hoogte was van de afkoopsom van zijn pensioen en deze informatie niet had meegenomen bij het vaststellen van de aanslag. De inspecteur daarentegen betoogde dat de navorderingsaanslag terecht was opgelegd, omdat belanghebbende de afkoopsom niet in zijn aangifte had opgenomen.

De Raad oordeelde dat, ingevolge artikel 13, lid 1, van de Algemene landverordening Landbelastingen, een feit dat de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, geen grond voor navordering kan opleveren, tenzij de belastingplichtige te kwader trouw is. In dit geval was niet in geschil dat belanghebbende niet te kwader trouw was. De Raad concludeerde dat de inspecteur niet beschikte over een nieuw feit voor het opleggen van de navorderingsaanslag, en vernietigde deze aanslag. De vernietiging houdt echter niet in dat belanghebbende recht heeft op teruggaaf van de ingehouden loonbelasting, aangezien deze inhouding terecht was.

De uitspraak benadrukt het belang van de informatiepositie van de inspecteur en de verplichtingen van de belastingplichtige bij het indienen van aangiften. De Raad heeft de navorderingsaanslag vernietigd en het beroep van belanghebbende gegrond verklaard.

Uitspraak

BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP van 9 juli 2008, nr. 2007/0162
1. Het procesverloop
1.1 Aan belanghebbende is op 5 april 2007 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2005 opgelegd naar een belastbaar inkomen van Naf <bedrag>.
1.2 Belanghebbende is op 23 april 2007, dus tijdig, in bezwaar gekomen tegen de navorderingsaanslag. Bij uitspraak van 4 mei 2007 heeft de Inspecteur de navorderingsaanslag gehandhaafd.
1.3 Belanghebbende is op 10 juni 2007, tijdig, tegen deze uitspraak in beroep gekomen.
1.4 De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.5 Ter zitting van 3 april 2007 te Willemstad zijn belanghebbende en, namens de Inspecteur, mevr. J verschenen.
2. De tussen partijen vaststaande feiten
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.1 E heeft aan belanghebbende een brief met dagtekening <datum> gezonden, betreffende de afkoop van een pensioenrecht, waarin staat:
“Bovenvermelde polis met expiratiewaarde Naf. <bedrag> heeft op 14 augustus 2005 zijn expiratiedatum bereikt. Hierop moet nog loonbelasting worden ingehouden indien u niet kies voor aankoop van een lijfrente. Voor een formele toestemming voor afkoop en het bepalen van het bedrag van de in te houden loonbelasting dient u contact op te nemen met de Inspectie der Belastingen.”
2.2 Bij brief van 7 oktober 2005 heeft belanghebbende bij de Belastingdienst een verzoek ingediend om zijn pensioen af te kopen en tevens vast te stellen hoeveel loonbelasting ter zake ingehouden moet worden. Aan de hand van de informatie over het jaar 2004 heeft de Inspecteur de in te houden loonbelasting berekend op Naf. <bedrag>. Dit bedrag is aan E doorgegeven.
2.3 Tot de gedingstukken behoort een “Uitkeringsformulier” betreffende het afgekochte pensioen, met dagtekening 1 november 2005, waarop onder meer staat:
2.4 Belanghebbende heeft op 4 juli 2006 aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2005 gedaan. De Inspecteur heeft naar aanleiding daarvan het belastbare inkomen voor de inkomstenbelasting over het jaar 2005 vastgesteld op Naf. <bedrag>. De dienovereenkomstig vastgestelde aanslag resulteerde in een teruggave van Naf. <bedrag>.
2.5 Het te betalen bedrag aan belasting op de navorderingsaanslag bedraagt Naf. <bedrag>. Dit bedrag is berekend door de over het belastbare inkomen verschuldigde inkomstenbelasting ad Naf. <bedrag> te verminderen met loonbelasting ad Naf. <bedrag> en de negatieve aanslag ad Naf. <bedrag>.
3. Geschil
Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of een nieuw feit het opleggen van de navorderingsaanslag rechtvaardigt.
4. De standpunten van partijen
4.1 Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de Inspecteur beschikte over de benodigde informatie betreffende de aankoopsom (ME: bedoeld zal zijn de afkoopsom) van het pensioen vóór het vaststellen van de aanslag.
4.2 De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de navorderingsaanslag terecht is opgelegd. Hij stelt dat belanghebbende heeft verzocht om berekening van de door E in te houden loonbelasting ter zake van de afkoopsom, dat de Inspecteur dit berekent aan de hand van gegevens die bekend zijn, zijnde gegevens over het voorafgaande jaar, dat de Ontvanger in het geval van een dergelijk verzoek het bepaalde in te houden bedrag in afwachting van de definitieve aanslag over het jaar van afkoop boekt als vooruitbetaald belastingbedrag, dat belanghebbende de afkoopsom ten onrechte niet in zijn aangifte over 2005 had begrepen, dat dientengevolge volgens de Ontvanger aan belanghebbende over 2005 niet alleen het bedrag van de aanslag ad <bedrag> doch tevens het ingehouden bedrag ad Naf. <bedrag> als terug te betalen stond vermeld, dat toen dit werd geconstateerd de onderhavige navorderingsaanslag is opgelegd en dat na verrekening op de navorderingsaanslag dient te worden voldaan het ten onrechte terug ontvangen bedrag ad Naf. <bedrag> alsmede een bedrag ad Naf. <bedrag> in verband met te weinig ter zake van de afkoopsom ingehouden loonbelasting.
4.3 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht.
5. Beoordeling van het geschil
5.1 Ingevolge artikel 13, lid 1, van de Algemene landverordening Landbelastingen kan een feit dat de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, geen grond voor navordering opleveren, behoudens in de gevallen waarin de belastingplichtige ter zake van dit feit te kwader trouw is. De Raad begrijpt de stelling van belanghebbende aldus dat ten onrechte een navorderingsaanslag is opgelegd, omdat sprake is van een ambtelijk verzuim. In dat verband is van belang dat, indien de aanslagregelende ambtenaar, de Inspecteur in de onderhavige zaak, beschikte of had kunnen beschikken over de informatie betreffende de aankoop, geen sprake is van een nieuw feit. Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende niet te kwader trouw was.
5.2 Het staat vast dat belanghebbende in zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2005 ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de afkoopsom van het pensioen, doch tevens niet met de ingehouden loonbelasting. Voorts staat vast dat bij de Belastingdienst bekend was dat belanghebbende in 2005 een afkoopsom ter zake van pensioen had ontvangen, dat de Inspecteur ten tijde van het opleggen van de aanslag beschikte of kon beschikken over de informatie over de afkoop van het pensioen in 2005, daaronder begrepen de hoogte van de afkoopsom en de ingehouden loonbelasting ter zake, doch dat hij deze informatie niet heeft meegenomen bij het vaststellen van de aanslag over 2005.
5.3 De Raad is van oordeel dat de Inspecteur niet beschikte over een nieuw feit voor het opleggen van de navorderingsaanslag. Daaruit volgt dat de navorderingsaanslag dient te worden vernietigd. De vernietiging houdt niet in dat belanghebbende recht heeft op teruggaaf van de door E ingehouden loonbelasting. Deze inhouding vond terecht plaats en is ook materieel verschuldigd.
6. Beslissing
De Raad verklaart het beroep gegrond en vernietigt de navorderingsaanslag.
mrs. J.Th. Drop, C.W.M. van Ballegooijen en G.J. van Muijen