ECLI:NL:ORBBNAA:2009:10

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
17 april 2009
Publicatiedatum
15 oktober 2019
Zaaknummer
2006/0507
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.Th. Drop
  • G.J. van Muijen
  • Th. Groeneveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winstbelasting en pensioenverplichtingen in geschil tussen belanghebbende en de Inspecteur

In deze zaak, behandeld door de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 17 april 2009, staat de vraag centraal of belanghebbende een voorziening kan vormen voor pensioenverplichtingen aan de directeur. De belanghebbende, opgericht in 1999, heeft in 2002 een voorziening van Naf 70.000 gevormd voor pensioenrechten van de directeur, die in 1999 in dienst trad. De Inspecteur heeft deze voorziening niet geaccepteerd, wat leidde tot een bezwaar en uiteindelijk beroep. De Raad heeft vastgesteld dat de directeur geen loon heeft genoten in 2002, maar dat er wel een rechtens afdwingbare pensioentoezegging bestaat. De Raad oordeelt dat de kosten van de pensioentoezegging ten laste van de winst kunnen worden gebracht, ongeacht het feit dat het salaris niet is genoten. De Raad heeft de waardering van de pensioenverplichting van belanghebbende niet gevolgd, maar heeft wel geoordeeld dat de opbouw van het benodigde kapitaal ten laste van de jaren vanaf 1997 kan worden gebracht. Uiteindelijk heeft de Raad het beroep gegrond verklaard, de beschikking van de Inspecteur vernietigd en de aanslag winstbelasting verlaagd tot Naf 29.068.

Uitspraak

Beschikking d.d. 17 april 2009, nr.2006/0507
RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKENzitting houdend in Aruba
inzake: [belanghebbende],
gemachtigde [A],
tegen
[de Inspecteur].

1.Het procesverloop

1.1
Aan belanghebbende is voor het jaar 2002, op 8 december 2005 een aanslag in de winstbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van Naf 70.400.
1.2
Belanghebbende is op 23 december 2005 tijdig in bezwaar gekomen tegen de aanslag. Bij uitspraak van 23 oktober 2006 heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd.
1.3
Belanghebbende is op 19 januari 2007 tegen deze uitspraak in beroep gekomen.
1.4
De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.5
Ter zitting van 10 april 2008 te Oranjestad zijn verschenen [A] namens belanghebbende en [B] namens de Inspecteur.
1.6
Beide partijen hebben pleitnota's voorgedragen.

2.De tussen partijen vaststaande feiten

Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen met in geschil of door een van de partijen gesteld en door de andere partij met of onvoldoende tegengesproken.
2.1
Belanghebbende is in 1999 opgericht. De onderneming van de directeur van belanghebbende, [A] (hierna: de directeur), wordt met ingang van 1 januari 1997 voor rekening en risico van belanghebbende gedreven. De directeur is op 16 juli 1999 in dienst getreden van belanghebbende.
2.2
De directeur heeft in het onderhavige jaar geen loon genoten.
2.3
Tot de gedingstukken behoort een pensioenbrief gedagtekend 16 juli 1999 waarin door belanghebbende aan de directeur ouderdoms-, weduwen- en wezenpensioenrechten worden toegekend. De pensioenbrief bepaalt onder meer:
"Artikel 2. De hoogte van het pensioen:
1 Berekend per de ingangsdatum of bij voortijdig ontslag naar de toestand op dat moment, bedraagt het jaarlijks ouderdomspensioen een zodanig deel van de pensioengrondslag als overeenkomt met het product van het aantal door u als directeur van [belanghebbende] verstreken jaren en 2,333%, twee en een derde percent.
2 Bij voortdurend tot een juni tweeduizendtien functioneren bij onze vennootschap wordt u een jaarlijks ouderdomspensioen toegekend van 70%, zeventig percent, van de in artikel 4. genoemde pensioengrondslag.
(…)
Artikel 4. De pensioengrondslag:
1. Bij de aanvang van deze overeenkomst en daarna op een en dertig december van elk jaar stelt onze vennootschap uw pensioengrondslag vast, waarvoor het met u overeengekomen maandsalaris geldt, vermeerderd met 8%, acht percent vakantietoeslag, maal 12, twaalf, vermeerderd met toegekende emolumenten en onkostenvergoedingen.
(...)"
2.4
Belanghebbende heeft op haar balans per ultimo 2002 een voorziening van Naf 70.000 gevormd ter zake van de aan de directeur toegekende pensioenrechten. De Inspecteur heeft de post niet geaccepteerd.

3.Geschil

Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of, en zo ja, tot welk bedrag belanghebbende een voorziening kan vormen ter zake van de aan de directeur toegekende pensioenrechten.

4.De standpunten van partijen

4.1
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat belanghebbende per ultimo 2002 een door de directeur rechtens afdwingbare verplichting heeft tot toekenning van een pensioen over het overeengekomen salaris. Belanghebbende heeft een bedrijfsschuld die tot van de fiscale winst aftrekbare passiva moet worden gerekend. De balanspost betreft dus geen voorziening. Omdat de Landsverordening Winstbelasting in het onderhavige jaar nog geen jaarwinstbeginsel bevatte hoeft de bedrijfsschuld niet te worden gewaardeerd in overeenstemming met goed koopmansgebruik. Overigens is die waardering wel in overeenstemming met goed koopmansgebruik. Van een winstuitkering is geen sprake. De omstandigheid dat in het onderhavige jaar is afgezien van het overeengekomen salaris brengt niet mee dat een toegekend pensioen niet redelijk moet worden geacht in de zin van de Landsverordening Loonbelasting. Het Pensioenbeleid 1993 staat evenmin aan aftrek in de weg, nu daarin geenszins is te lezen dat de pensioengrondslag slechts zou mogen bestaan uit daadwerkelijk genoten loon. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en tot verlaging van het belastbare bedrag tot Naf 23.277.
42 De Inspecteur stelt zich daarentegen primair op het standpunt dat uit het Pensioenbeleid 1993 en artikel 6 van de Landsverordening Loonbelasting volgt dat geen pensioen kan worden opgebouwd over loon dat niet is genoten. Subsidiair betoogt de Inspecteur dat geen salaris is overeengekomen nu een ondertekende en gedateerde arbeidsovereenkomst ontbreekt. Meer subsidiair stelt de Inspecteur dat geen pensioen kan worden opgebouwd in de voorperiode en dat de dotatie aan de pensioenvoorziening slechts Naf 37.262 kan bedragen. De Inspecteur concludeert primair en subsidiair tot vaststelling van het belastbaar bedrag op Naf 93.277 en meer subsidiair op Naf 60.539.
4.3
Voor de standpunten van partijen wordt voorts verwezen naar de gedingstukken, waaronder begrepen de voorgedragen pleitnota's.

5.Beoordeling van het geschil

5.1
Blijkens artikel 4, eerste lid, van de Landsverordening Winstbelasting (tekst 2002; hierna: de LV WB) wordt onder winst verstaan de som van de voordelen die onder welke naam en in welke vorm ook, zuiver worden verkregen uit bedrijf en uit buiten bedrijf gebezigd kapitaal. Artikel 3 van de LV WB bepaalt dat belasting wordt geheven over het boekjaar.
5.2
Naar het oordeel van de Raad heeft belanghebbende aannemelijk gemaakt dat met de directeur een brutomaandsalaris is overeengekomen van Naf 3.500. De Raad neemt hierbij in aanmerking dat de directeur met ingang van 16 juli 1999 in dienstbetrekking is bij belanghebbende en vanaf die datum werkzaamheden ten behoeve van belanghebbende heeft verricht. Voorts neemt de Raad daarbij in aanmerking dat belanghebbende de directeur over 2003 een salaris heeft uitbetaald van Naf 49.300 en dat in de arbeidsovereenkomst een brutomaandsalaris van Naf 3.500 wordt genoemd. Dat die arbeidsovereenkomst niet is ondertekend, doet hieraan niet af.
5.3.
De omstandigheid dat de directeur het salaris over het jaar 2002 feitelijk niet heeft genoten, doet niet af aan de hierboven (2.3) geciteerde, rechtens afdwingbare pensioentoezegging van belanghebbende aan de directeur. Of en onder welke voorwaarden de pensioenaanspraak bij de directeur in de heffing wordt betrokken, raakt niet de omvang van belanghebbendes winst. De Landsverordening Loonbelasting en het pensioenbeleid van de Inspecteur zijn reeds daarom niet van belang. De kosten die voortvloeien uit de pensioentoezegging kunnen ten laste van belanghebbendes winst worden gebracht.
5.4.
Belanghebbende heeft, tegenover de berekening van de Inspecteur behorende bij zijn meer subsidiaire stelling, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat haar waardering van de pensioenverplichting juist is. De Raad volgt daarom de berekening van de Inspecteur, met dien verstande dat uit de pensioenbrief blijkt dat de pensioengrondslag bestaat uit 12 maal het brutomaandsalaris vermeerderd met 8 vakantietoeslag. Daarnaast neemt de Raad in aanmerking dat bij de waardering van verplichtingen ter zake van nog niet ingegane, in eigen beheer gehouden, pensioenen voor een of slechts enkele werknemers het toegestaan is ervan uit te gaan dat het kapitaal dat op de pensioendatum beschikbaar zal moeten zijn aldus wordt opgebouwd dat in elk der jaren waarin de werknemer ten behoeve van onderneming werkzaam is geweest een gelijk bedrag ten laste van de winst wordt gebracht. Nu de onderneming met ingang van 1 januari 1997 voor rekening en risico van belanghebbende wordt gedreven en de directeur vanaf die datum ten behoeve van de onderneming werkzaam is geweest, is het belanghebbende toegestaan de opbouw van het benodigde kapitaal ten laste van de jaren vanaf 1997 te brengen.
5.5.
Uit het voorgaande volgt dat het beroep gegrond is. Rekening houdend met een diensttijd van 25,34 jaren en een pensioengrondslag van (42.000 x 108% - 10.395=) Naf 34.965 bedraagt het doelvermogen Naf 143.578. Bij een opbouwperiode lopende van 1 januari 1997 tot 1 juni 2010, zijnde 13 jaren en vijf maanden, waardeert de Raad de pensioenverplichting per 31 december 2002 op (afgerond) Naf 64.209.

6.Beslissing

De Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de beschikking waarvan beroep en vermindert de aanslag winstbelasting tot een naar een belastbaar bedrag van Naf 29.068.
Aldus gedaan in raadkamer op 17 april 2009 door mrs. J.Th. Drop, G.J. van Muijen en Th. Groeneveld in tegenwoordigheid van de secretaris S.J. Rasmijn en uitgesproken in het openbaar op 17 april 2009.