5.1.1 De tijdens het boekenonderzoek geconstateerde afdrachtverschillen zijn in absolute en relatieve zin klein. Belanghebbende had ze echter zelf eenvoudig kunnen constateren en op een suppletieaangifte alsnog kunnen afdragen. Zij heeft dat nagelaten. Aldus treft belanghebbende grove schuld op het niet afdragen van ingehouden loonbelasting. De door de Inspecteur opgelegde boete van 25% van de nageheven belasting is daarvoor passend en geboden.
5.1.2 Ten aanzien van een van de twee werknemers die in de naheffing is betrokken is geen loonbelasting ingehouden. Ten aanzien van de andere werknemer stelt belanghebbende dat het zuiver loon zo laag was dat inhouding niet hoefde plaats te vinden. Dat laatste wordt door de Inspecteur gemotiveerd bestreden, het brutoloon volgens de verzamelloonstaat bedraagt Afl 20.839 en inhouding van loonbelasting heeft niet plaatsgevonden. De Raad acht het gestelde door de Inspecteur, dat in de pleitnota niet wordt weersproken, aannemelijk.
Belanghebbende stelt in dat verband voorts dat het verzuim om in te houden op het uitbetaalde loon is toe te schrijven aan computercrashes in 2000 en 2001.
Nu de Inspecteur deze gestelde gebeurtenissen gemotiveerd bestrijdt en belanghebbende ze niet aannemelijk maakt, gaat de Raad daaraan voorbij. Naheffing en boeteoplegging hebben terecht plaatsgevonden tot de door de Inspecteur gehanteerde bedragen en boetepercentages.
5.1.3 Bij het ophalen van werknemers thuis door een surveillanceauto van de zaak is het van belang of hier sprake is van woon-werkverkeer. Woon-werkverkeer is het reizen tussen de woning of verblijfplaats en de plaats of plaatsen van werkzaamheden. Vaststaat dat werknemers van belanghebbende thuis worden opgehaald met een surveillanceauto. Belanghebbende stelt dat daarmede hun werk een aanvang heeft genomen, zodat van woon-werkverkeer in de hiervoor aangegeven zin geen sprake is.
De Raad merkt in dit verband als werkzaamheden van de werknemers van belanghebbende aan het surveilleren en beveiligen van objecten waarvoor belanghebbende opdracht heeft gekregen. Om die werkzaamheden te verrichten zullen de werknemers zich naar die objecten moeten begeven. De reis van huis of verblijfplaats naar het eerste object tijdens de surveillance is dan woon-werk-verkeer, zomede de retourreis vanaf het laatste object. Indien deze reizen geschieden in de surveillanceauto van de werkgever vindt in zoverre vervoer vanwege de werkgever plaats. Dat levert een niet in geld verkregen loonbestanddeel op dat moet worden gewaardeerd op de voor de betreffende werknemer optredende besparing, zulks te beoordelen naar de persoonlijke omstandigheden waarin die werknemer verkeert. Het lag op de weg van belanghebbende om per werknemer het aldus verkregen loon in natura in aanmerking te nemen. Nu dat niet is gebeurd, heeft de Inspecteur juist en redelijk gehandeld door bij werknemers die aan autosurveillance deelnemen, als loonbestanddeel aan te merken de prijs van het goedkoopste retourbiljet met het openbaar vervoer. Daarbij heeft de Inspecteur terecht het aantal feitelijk gewerkte dagen gehanteerd ter berekening van de correctie. Dat de per werknemer in aanmerking genomen bijtelling valt binnen het als belastingvrije autokostenvergoeding toegestane bedrag van Afl 2400, doet aan het vorenoverwogene niet af, nu immers geen sprake is van zodanige vergoeding.
Ter zitting heeft de Inspecteur de bij de correctie toegepaste verhoging van 25% laten vervallen, hetgeen naar het oordeel van de Raad terecht is.
5.1.4 De Inspecteur heeft gemotiveerd gesteld dat de heer [C], werknemer van belanghebbende, te kennen heeft gegeven dat hem een mobiele telefoon ter beschikking werd gesteld en tevens dat van een viertal andere werknemers de mobiele telefoonrekening werd betaald. De Raad acht een en ander aannemelijk. De betreffende correctie is dan ook terecht en tot het juiste bedrag aangebracht. De bij deze correctie opgelegde boete is met 50% niet naar een te hoog percentage opgelegd, nu de Inspecteur niet weersproken heeft gesteld dat bij een vorig boekenonderzoek soortgelijke correcties werden aangebracht, zodat sprake is van (voorwaardelijk) opzet.
5.1.5 Vast staat tussen partijen dat belanghebbende aan haar werknemers een gratis maaltijd verschafte bij overwerk. Het verstrekken van maaltijden aan werknemers brengt in de regel mee dat ten bedrage van de door de werknemer behaalde besparing op zijn privé uitgaven loon in aanmerking wordt genomen. Deze regel lijdt uitzondering indien de maaltijd wordt verschaft in het kader van incidenteel overwerk.
Gegeven het personeelsbestand van belanghebbende - 133 werknemers - en het door de controlerend ambtenaar over 2004 in aanmerking genomen aantal maaltijden - afgerond 1469 - acht de Raad aannemelijk dat sprake is van verstrekking van maaltijden in het kader van incidenteel overwerk.
Uit het vorenoverwogene volgt dat de correctie dient te vervallen.