Uitspraak
gemachtigde [A],
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 19 maart 2010 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het bezwaar van belanghebbende tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen verschillende aanslagen die door de Inspecteur waren opgelegd voor de jaren 1999, 2000, 2001 en 2005. De Inspecteur handhaafde deze aanslagen, waarna belanghebbende beroep instelde. De Raad heeft vastgesteld dat het bezwaar voor het jaar 2001 niet tijdig was ingediend, waardoor het niet-ontvankelijk verklaard moest worden. De Raad oordeelde dat belanghebbende niet had aangetoond dat er omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten.
Daarnaast heeft de Raad beoordeeld of de Inspecteur gefundeerd was in zijn afwijkingen van de aangiften van belanghebbende. De Raad concludeerde dat de Inspecteur de afwijkingen voldoende had toegelicht in het controlerapport en in de beschikking op het bezwaarschrift. Belanghebbende kon geen bewijs overleggen dat de winstuitdelingen niet hadden plaatsgevonden of dat er sprake was van reële zakelijke schulden. Het beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard voor de jaren 1999, 2000 en 2005, terwijl het beroep voor het jaar 2001 gegrond werd verklaard, maar het bezwaar niet-ontvankelijk werd verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaarschriften en de noodzaak voor belanghebbenden om voldoende bewijs te leveren ter ondersteuning van hun stellingen. De Raad heeft de beslissing in raadkamer genomen en deze openbaar uitgesproken op dezelfde datum.