Conclusie
Overwegende, dat het eerste bezwaar van den belanghebbende ongegrond is, aangezien de in de stukken besproken vervreemding der onroerende goederen door den belanghebbende – bestaande in verkoop daarvan aan het Rijk – waar die onroerende goederen voor hem een bedrijfsvastgoed vormden, met de opbrengst daarvan hetzelfde inkomen vormde zonder die omstandigheden en dus terecht als zoodanig is aangemerkt;
Overwegende, wat het tweede bezwaar betreft, dat dit juist is, daar de gegrond motiveering als zoodanig niet veroorlooft daarop de slotsom te doen rusten, dat de kosten van het verkrijgen eener nieuwe hypotheek niet door den belanghebbende zouden mogen worden in rekening gebracht;
Overwegende, dat dus art. 16 der Wet op de Raden van Beroep geschonden is;
Concludeerende tot vernietiging der bestreden uitspraak en tot terugzending der zaak naar den Raad van Beroep te Alkmaar, ten einde haar, met inachtneming van 's Hoogen Raads te geven arrest, verder te berechten en af te doen.