Uit het bestreden arrest blijkt dat zekere [betrokkene 1] , ingevolge een tussen hem en verweerster, de naamloze vennootschap Aluminium Extruders Holland N.V., gesloten overeenkomst, in de maand december 1963 met het schoonmaakmiddel ‘’Polyclens’’ de vloer heeft gereinigd van de hal van de fabriek van verweerster, voorts, dat daarna in die hal aanwezige en aan verweerster toebehorende partijen aluminium onherstelbaar beschadigd bleken te zijn, zomede, dat niet gebleken is van een andere oorzaak van de schade dan de gestelde oorzaak, te weten: het reinigen met ‘’Polyclens’’.
Het Hof had te oordelen over de vraag die het college aldus formuleert: of de rechtsverhouding tussen Aluminium Holland en [betrokkene 1] medebrengt dat [betrokkene 1] zich op overmacht had kunnen beroepen ter ontheffing van zijn aansprakelijkheid uit hoofde van wanprestatie voor de gestelde schade aan de voormelde partijen aluminium.
Appellante, Cadix Nederland N.V., thans eiseres, had gesteld dat, indien al bewezen ware het oorzakelijk verband tussen het reinigen van de vloer van de fabriekshal en de ontstane schade, [betrokkene 1] niet voor de door Aluminium Holland geleden schade aansprakelijk zou zijn in geval zij, eiseres, het middel ‘’Polyclens’’ had verkocht met garantie van volledige neutraliteit en onschadelijkheid, omdat — aldus eiseres — [betrokkene 1] dan generlei schuld zou hebben aan ‘’het toebrengen der schade’’.
Het Hof heeft beslist dat ‘’aan [betrokkene 1] geen beroep op afwezigheid van alle schuld (c.q. overmacht), als door appellante bedoeld, toekwam en derhalve aan appellante een dergelijk recht evenmin toekomt’’.
Deze beslissing berust op tweeërlei overweging:
(1) op 's Hofs overweging dat de tussen Aluminium Holland en [betrokkene 1] gesloten overeenkomst om iets te doen (het schoonmaken van de vloer van de hal) voorzover van belang voor de beoordeling van de in r.o. 2, d, weergegeven stelling van appellante, nu eiseres, inhield dat [betrokkene 1] de vloer van de fabriekshal diende schoon te maken en dat deze overeenkomst medebracht dat [betrokkene 1] door of bij dat schoonmaken (derhalve: door of bij de uitvoering der voorzegde overeenkomst om iets te doen) geen schade als de onderhavige zou toebrengen aan de goederen van Aluminium Holland;
(2) op 's Hofs overweging, dat [betrokkene 1] bij het schoonmaken van de hal (derhalve: bij de uitvoering dier overeenkomst) het risico had voor het materiaal dat hij gebruikte ter uitvoering van de meergemelde overeenkomst.
Bij de vorming van het in de eerste overweging uitgesproken oordeel heeft het Hof in aanmerking genomen, of mede in aanmerking genomen, de omstandigheid dat tussen Aluminium Holland en [betrokkene 1] ‘’was besproken’’ dat [betrokkene 1] het schoonmaken zodanig diende te verrichten dat daardoor geen schade zou ontstaan in de zich in het fabrieksgebouw bevindende goederen. Mag dit bespreken een afspraak worden genoemd, dan zou tussen Aluminium Holland en [betrokkene 1] een afspraak gemaakt zijn omtrent de wijze van uitvoering van de overeenkomst aan de zijde van [betrokkene 1] : het schoonmaken van de fabriekshal. Te onderstellen ware dat deze afspraak is gemaakt in het kader van de tussen Aluminium Holland en [betrokkene 1] bestaande rechtsverhouding.
De andere overweging is gemotiveerd met de vaststelling dat [betrokkene 1] , en niet Aluminium Holland, het materiaal uitkoos.
Eiseres, Cadix Holland N.V., stelt dat 's Hofs oordeel dat [betrokkene 1] tegenover Aluminium Holland het risico droeg van het gebruikte en door hem uitgekozen materiaal en hij mitsdien geen beroep op afwezigheid van alle schuld (c.q. overmacht) kon doen, berust, blijkens het bestreden arrest, op 's Hofs hierboven onder 1 weergegeven overweging.
Maar dit is niet juist, vooreerst, omdat de hierboven onder 2 weergegeven overweging berust op de vaststelling dat [betrokkene 1] , en niet Aluminium Holland, het materiaal koos, en, vervolgens, omdat 's Hofs in r.o. 2, h, vervatte beslissing, dat aan [betrokkene 1] geen beroep op afwezigheid van alle schuld (c.q. overmacht), als door appellante, Cadix Holland, bedoeld, toekwam, steunt op de overwegingen hierboven onder (1) en (2) aangegeven. Het voorgestelde middel zal derhalve bij gebreke van zijn feitelijke grondslag — het berust m.i. op een verkeerde lezing van het aangevallen arrest — niet kunnen slagen.
In cassatie kan derhalve niet worden onderzocht de stelling, dat de verplichting van [betrokkene 1] om door of bij het uitvoeren der overeenkomst geen schade als de onderhavige toe te brengen aan de goederen van Aluminium Holland, zomede de omstandigheid dat [betrokkene 1] en niet Aluminium Holland, het gebezigde schoonmaakmiddel heeft uitgekozen, rechtens niet — althans niet zonder meer — voldoende zijn om aan te nemen dat [betrokkene 1] tegenover Aluminium Holland het risico van dat schoonmaakmiddel droeg, en voor de onderhavige schade, welke (beweerdelijk) door gebruik van dat middel is veroorzaakt, ook dan jegens Aluminium Holland aansprakelijk zou zijn, indien zou vaststaan dat hem geen enkele schuld treft. Deze verplichting en die omstandigheid zouden echter, naar het mij voorkomt, wel voldoende kunnen zijn om aan te nemen dat [betrokkene 1] tegenover Aluminium Holland het risico droeg van het gebruik van het middel ter uitvoering van de overeenkomst, en dat [betrokkene 1] voor de beweerde schade ook jegens Aluminium Holland aansprakelijk zou zijn indien zou vaststaan dat hem geen enkele schuld treft (aan de schade, waarvan vergoeding wordt geëist). Het een en het ander zou daartoe voldoende zijn, zo bedacht wordt dat tussen [betrokkene 1] en Aluminium Holland besproken is hoe de overeenkomst door [betrokkene 1] zou worden uitgevoerd, en met name dat [betrokkene 1] de overeengekomen prestatie zó moest verrichten dat daardoor geen schade zou ontstaan in de zich in het fabrieksgebouw bevindende goederen en dat dit bespreken kennelijk is geschied in het kader van de rechtsverhouding, voortvloeiende uit de tussen Aluminium Holland en [betrokkene 1] gesloten overeenkomst als voormeld. Deze omstandigheid is m.i. ten onrechte buiten beschouwing gelaten in de door het middel opgeworpen vraag of [betrokkene 1] tegenover Aluminium Holland het risico van het schoonmaakmiddel droeg en of — als zou vaststaan dat hem generlei schuld treft — hij al of niet aansprakelijk zou zijn voor de schade welke door het gebruik van het reinigingsmiddel veroorzaakt zou zijn. Is immers in het kader der rechtsverhouding tussen Aluminium Holland en [betrokkene 1] besproken dat [betrokkene 1] de overeenkomst zo diende uit te voeren dat daardoor geen schade zou ontstaan, dan zou dit er op kunnen wijzen dat [betrokkene 1] in het kader dier rechtsverhouding schade, te ontstaan door de uitvoering der overeenkomst, voor zijn rekening heeft genomen. In dat geval zou de schade hem toegerekend kunnen worden, ook al heeft eiseres, Cadix Nederland N.V., het middel ‘’Polyclens’’ aan [betrokkene 1] verkocht met garantie van volledige neutraliteit en onschadelijkheid.