ECLI:NL:PHR:1971:4
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Langemeijer
- Rechtspraak.nl
Cassatie over het gebruik van een valse sleutel bij diefstal
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep dat is ingesteld door de requirant tegen een eerdere uitspraak van het Hof. Het eerste cassatiemiddel stelt dat er geen sprake zou zijn van het gebruik van een valse sleutel, omdat de sleutel die de requirant gebruikte, het slot kon openen. De conclusie van de advocaat-generaal, Mr. Langemeijer, is dat een sleutel die bruikbaar is voor het openen van een slot, niet per definitie een sleutel is die voor dat slot bestemd is. Dit wordt onderbouwd met een verwijzing naar de literatuur, specifiek naar Noyon, die stelt dat de bestemming van de sleutel van belang is voor de beoordeling van de zaak.
Daarnaast wordt er een tweede onderdeel van het cassatiemiddel besproken, waarin wordt betoogd dat de bewijsmiddelen niet uitsluiten dat de sleutel wel degelijk tot het openen van het slot bestemd zou zijn geweest. De advocaat-generaal wijst erop dat de mededader, [betrokkene 1], tegenover de politie heeft verklaard dat er sprake was van een 'valse' sleutel, wat voldoende steun biedt voor het Hof om deze veronderstelling te verwerpen.
Het tweede cassatiemiddel betreft de vraag of het Hof terecht heeft geoordeeld dat de diefstal door twee of meer verenigde personen heeft plaatsgevonden en of het gebruik van de valse sleutel ten laste van de requirant mocht worden gebracht. De advocaat-generaal concludeert dat het Hof in deze kwestie niet onterecht heeft gehandeld en dat de vragen die in het cassatiemiddel worden gesteld reeds eerder door de Hoge Raad zijn beantwoord. De conclusie van Mr. Langemeijer is dan ook tot verwerping van het beroep.