ECLI:NL:PHR:1977:AC4085

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
15 april 1977
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
11151
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Civiel recht
Rechters
  • Mr. Berger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van cassatieberoep tegen vonnis Kantonrechter Tilburg

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een cassatieberoep dat is ingesteld door de eiser tegen een vonnis van de Kantonrechter te Tilburg, waarin de eiser een decisoire eed is opgelegd. De Kantonrechter heeft op 30 september 1976 een vonnis gewezen, waartegen de eiser in cassatie is gekomen. In het cassatiemiddel wordt de Kantonrechter verweten dat hij rechtsregels heeft geschonden en dat de beslissing niet naar de eisen der wet is gemotiveerd. De Hoge Raad heeft op 28 januari 1977 het verzoek van de eiser tot kosteloze procedure afgewezen, omdat het cassatieberoep zich richt tegen een vonnis van de Kantonrechter, wat in strijd is met artikel 100 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad concludeert dat de motiveringsklachten van de eiser geen zelfstandige betekenis hebben, omdat deze enkel betrekking hebben op een gebrek aan motivering dat niet relevant is indien de Kantonrechter de rechtsregels in acht had genomen. De Hoge Raad oordeelt dat het cassatieberoep niet ontvankelijk is en verklaart de eiser in zijn kosten.

Conclusie

N.
Nr. 11.151.
Zitting van 4 maart 1977.
Mr. Berger.
Conclusie in zake:
[eiser]/[verweerder].
Edelhoogachtbare Heren,
Bij vonnis van 30 september 1976 heeft de Kantonrechter de thans eiser tot cassatie ([eiser]) een decisoire eed opgelegd. Van dit vonnis is [eiser] in cassatie gekomen. In het middel van cassatie wordt aan de Kantonrechter in de eerste plaats verweten, dat hij rechtsregels heeft geschonden door te beslissen gelijk hij deed, terwijl er in de tweede plaats over wordt geklaagd, dat de Kantonrechter zijn beslissing niet naar de eisen der wet heeft gemotiveerd.
Bij beschikking van 28 januari 1977 heeft Uw Raad het verzoek van [eiser] tot toelating om te dezen kosteloos te procederen afgewezen op grond:
dat toch het cassatieberoep is gericht tegen een vonnis van de Kantonrechter te Tilburg en daarom afstuit op artikel 100 van de Wet op de rechterlijke organisatie, voor zover het er over klaagt dat de Kantonrechter rechtsregels heeft geschonden door het opdragen van de betreffende decisoire eed, terwijl de aan het middel toegevoegde motiveringsklachten zelfstandige betekenis missen, immers slechts klagen over gebrek aan motivering waaraan het vonnis zou lijden in het — niet uit het vonnis blijkende — geval dat de Kantonrechter wel met bedoelde rechtsregels rekening zou hebben gehouden.
Mij hierbij aansluitend ben ik van oordeel, dat op voorschreven grond het voorgestelde middel niet tot cassatie zal kunnen leiden, immers in het gegeven geval een beroep in cassatie tegen het onderhavig vonnis van de Kantonrechter niet is toegelaten.
Ik moge derhalve concluderen, dat eiser tot cassatie in zijn beroep niet ontvankelijk worde verklaard met zijn veroordeling in de kosten op de voorziening gevallen.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden,