ECLI:NL:PHR:1985:AC9105
Parket bij de Hoge Raad
- P. van der Meer
- M.J. de Vries
- Rechtspraak.nl
Inbeslagname van vertrouwelijke correspondentie tussen advocaat en cliënt in het kader van belastingfraude
In deze zaak gaat het om de inbeslagname van een hangmap met correspondentie tussen een advocaat en zijn cliënten, die onder verdenking staan van belastingfraude. De Rechtbank heeft het beklag van de advocaat deels gegrond verklaard, waarbij de vraag centraal staat of justitiële autoriteiten zonder toestemming van de betrokkenen kennis mogen nemen van deze correspondentie. De Hoge Raad oordeelt dat het belang van de vertrouwelijkheid van de communicatie tussen advocaat en cliënt zwaarder weegt dan het belang van de strafvordering. Dit is gebaseerd op de bescherming die de wet biedt aan de vertrouwelijke relatie tussen advocaat en cliënt, zoals vastgelegd in de artikelen 98 en 218 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad benadrukt dat het maatschappelijk belang van het kunnen raadplegen van een advocaat zonder vrees voor openbaarmaking van vertrouwelijke informatie essentieel is. De rechtbank heeft de advocaat terecht als belanghebbende aangemerkt, omdat zijn belangen zijn geschonden door het gebruik van inbeslaggenomen correspondentie. De Hoge Raad concludeert dat de inbeslaggenomen correspondentie moet worden teruggegeven aan de advocaat, zodra aannemelijk is dat het om vertrouwelijke correspondentie gaat, en bevestigt de bevoegdheid van de advocaat om beklag te doen.