ECLI:NL:PHR:1986:AC9355
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Berger
- Rechtspraak.nl
Cassatie in het belang der wet betreffende de vergoeding van kosten van een raadsman na beëindiging van de strafzaak
In deze zaak gaat het om een cassatieverzoek in het belang der wet, ingediend door de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het betreft een beschikking van de Arrondissementsrechtbank te Middelburg van 25 juni 1985, waarin de rechtbank heeft overwogen dat de kosten van de raadsman, die zijn ontstaan na de beëindiging van de strafzaak, niet voor vergoeding in aanmerking komen. De gewezen verdachte was eerder vrijgesproken door de Politierechter op 19 maart 1985, maar had geen gewoon rechtsmiddel meer tot zijn beschikking. De Procureur-Generaal betoogt dat de visie van de rechtbank te beperkt is, aangezien de wet geen expliciete beperking stelt aan de vergoeding van kosten van een raadsman die na de beëindiging van de strafzaak zijn ontstaan. De conclusie is dat de Hoge Raad moet oordelen over de vraag of de rechtbank terecht heeft overwogen dat deze kosten niet vergoed kunnen worden. De Procureur-Generaal pleit voor vernietiging van de beschikking, omdat de redenering van de rechtbank onduidelijk en onbegrijpelijk is, en niet voldoet aan de eisen van de wet.