ECLI:NL:PHR:1987:AC9971
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Remmelink
- Rechtspraak.nl
Opzettelijke brandstichting met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander
In deze zaak heeft het Hof de requirant in appel veroordeeld voor opzettelijke brandstichting, waarbij gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten was. De requirant stak een theedoek, die aan een wasrek hing, in brand in een woning, wat gevaar opleverde voor de belendende woningen en de personen die zich in die woning bevonden. De requirant kreeg een gevangenisstraf van vijf maanden opgelegd en ging in cassatie tegen dit arrest.
In de cassatieprocedure zijn drie middelen van cassatie voorgesteld. In het eerste middel klaagt de requirant dat het Hof ten onrechte meerdaadse samenloop heeft aangenomen. De requirant stelt dat er slechts één handeling is verricht die gevaar voor twee rechtsgoederen heeft veroorzaakt. Dit standpunt is eerder door de requirant verdedigd en wordt nog steeds als verdedigbaar beschouwd.
Het tweede middel betreft de veroordelingen die na het begaan van het feit zijn uitgesproken, waar het Hof geen rekening mee heeft gehouden op basis van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Deze klacht lijkt terecht, gezien de rechtspraak van de Hoge Raad.
In het derde middel wordt aangevoerd dat de artikelen 14a en 14b ten onrechte zijn aangehaald, omdat er geen sprake is van een voorwaardelijke straf. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad concludeert dat de middelen aannemelijk zijn en stelt voor om het arrest te vernietigen en de zaak te verwijzen naar het Hof te Den Haag voor herbehandeling.