ECLI:NL:PHR:1988:10

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
25 november 1988
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
13.897
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Civiel recht
Rechters
  • Mr. Ten Kate
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergissing in de veroordeling van appellant tot betaling aan geïntimeerde

In deze zaak, die werd behandeld door de Hoge Raad op 25 november 1988, ging het om een vergissing in de veroordeling van de appellant tot betaling aan de geïntimeerde. De appellant had in eerste aanleg een vordering ingesteld die door de rechtbank te Maastricht op 31 juli 1986 was afgewezen. Het Hof te 's-Hertogenbosch had op 13 juni 1988 het vonnis van de rechtbank vernietigd en de vordering van de appellant toegewezen. Echter, in het dictum van het arrest heeft het Hof kennelijk per vergissing de appellant veroordeeld tot betaling aan de geïntimeerde, in plaats van het omgekeerde. Dit werd duidelijk uit de overwegingen van het Hof, waarin werd gesteld dat de appellant recht had op zijn vordering. De Hoge Raad oordeelde dat deze vergissing kon worden hersteld, en dat het Hof de appellant ten onrechte had veroordeeld tot betaling aan de geïntimeerde. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad stelde voor om het bestreden arrest te vernietigen en de kosten van de procedure te veroordelen aan de niet verschenen verweerster in cassatie. De zaak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de rechtspraak en de mogelijkheid om fouten te corrigeren.

Conclusie

AP
Nr. 13.897
Zitting 25 november 1988
Mr. Ten Kate
Conclusie inzake:
[eiser]
tegen
[verweerster]
Edelhoogachtbaar College,
1. Het middel is gegrond.
2. Uit de opbouw en motivering van het tijdig in cassatie bestreden arrest van het Hof te ’s-Hertogenbosch d.d. 13 juni 1988 volgt begrijpelijk de voorlaatste overweging: “Uit al het vorenstaande volgt dat het vonnis waarvan beroep moet worden vernietigd en aan appellant alsnog zijn vordering moet worden toegewezen”.
3. Dit was de vordering, die hij in eerste aanleg had ingesteld maar die door de rechtbank te Maastricht bij vonnis van 31 juli 1986 afgewezen was.
4. kennelijk per vergissing heeft het Hof vervolgens in het dictum na vernietiging van het vonnis van de Rechtbank “appellant” alsnog veroordeeld het door hem gevorderde bedrag aan “geïntimeerde” te betalen.
5. dit blijkt te meer uit de omstandigheid dat het Hof vervolgens “geïntimeerde” in de kosten van de beide instanties heeft veroordeeld.
6. Uw Raad kan deze vergissing, ten principale rechtdoende, herstellen.
7. Ik laat rusten dat, naar mijn inzien, de fout ook via executie van het arrest, zo nodig gevolgd door een executie-geschil, had kunnen worden hersteld.
De conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest met een beslissing, als onder 6 hierboven uiteengezet, en met een veroordeling van de niet verschenen verweerster in cassatie in de kosten op de behandeling van dit beroep in cassatie gevallen.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden