Conclusie
Nr. 7302 Rekest
Huur woonruimte
Parket, 3 november 1988
In de bijlage bij deze conclusie behandel ik alle aspecten van deze zaken, voorzover in cassatie van belang, en de vier, in alle zaken identieke, middelen van cassatie.
Geen der middelen gegrond bevindende, concludeer ik tot verwerping van het beroep en tot veroordeling van de verzoekster tot cassatie in de kosten, op de voorziening in cassatie gevallen.
Bijlagen bij de conclusie:
7297/8/9/300/1/2.
Korte beschrijving van de zaken.
1.1. De Gemeente ’s-Gravenhage (hierna te noemen de verhuurster), die eigenares is van een complex flatwoningen, is met de huurders in overleg getreden omtrent het aanbrengen van gevel- en wandisolatie en een daaruit voortvloeiende huurverhoging. Zeven huurders – een kleine minderheid – hebben zich niet met de voorstellen verenigd.
Huurverhoging of opzegging bij voorzieningen.
2.1. Naar HR 4 januari 1985 met conclusie van mijn ambtgenoot Leijten, NJ 1985, 789 met noot P.A. Stein d.d. 2 november 1985, Rechtspraak van de Week (RvdW) 1985, 12, overwoog (onder 3.2, NJ. 2554, linkerkolom, - blz. 2555, linkerkolom),
eeerste lid onder 4⁰ ten gevolge zou hebben dat zijn aanbod daardoor niet meer zou mogen worden aangemerkt als een aanbod waarvan het van de hand wijzen door de huurder een geldige grond oplevert voor huuropzegging ….. Bedoelde zinsnede ("voor zover dit aanbod niet een wijziging inhoudt van de huurprijs ….") strekt er, blijkens de wetsgeschiedenis ….., immers enkel toe om buiten twijfel te stellen dat geschillen over de huurprijs …. uitsluitend langs de daartoe in (de Hpw) voorziene wegen dienen te worden behandeld. Een aanbod als hier bedoeld doet echter vooralsnog niet een dergelijk geschil rijzen. Als de huurder in dat aanbod niet toestemt, rijst integendeel een geschil dat via de Huurprijzenwet woonruimte niet kan worden beslist. Art. 10 Huurprijzenwet woonruimte wijst immers in verbinding met art. 14 enkel de weg waarlangs, wanneer eenmaal overeenstemming is bereikt over het aanbrengen van voorzieningen, de uit die voorzieningen resulterende huurprijsverhoging kan worden vastgesteld of, als zij is overeengekomen, aan de voor die verhoging geldende voorschriften kan worden getoetst. …. Het is daarentegen juist de strekking van art. 1623
eeerste lid onder 4⁰ om de verhuurder de mogelijkheid te bieden het geschil dat ontstaat als de huurder niet toestemt in zijn aanbod tot het aangaan van een nieuwe, voorzieningen tot verbetering van de woning omvattende huurovereenkomst, door de rechter te doen beslissen. Een en ander leidt ertoe te aanvaarden dat een dergelijk geschil óók langs die weg kan worden opgelost wanneer het aanbod mede omvat een uit de aan te brengen verbeteringen voortvloeiende verhoging van de huurprijs ….. Dit …… geldt evenzeer voor die andere gevallen waarin het aanbod van de verhuurder zijn grond vindt in en bestaat uit andersoortige door hem gewenste wijzigingen in de inhoud van de huurovereenkomst en mede omvat een verhoging van de huurprijs ….. die gebaseerd is op die wijzigingen. Wel moet – op grond van de wetsgeschiedenis (vgl. VV, 14.249, nr. 5 p. 10; MvA, 14.249, nr. 6, p. 12/13; Nadere MvA, 14.249, nr. 11, p. 11) – in elk geval worden aangenomen dat, indien blijkt dat het oogmerk van de verhuurder om tot verhoging van de huurprijs ….. te komen, de eigenlijke beweegreden van zijn aanbod is, niet toestemmen in dat aanbod niet kan worden aangemerkt als een geldige grond tot opzegging ….. De Rb. heeft evenwel feitelijk vastgesteld dat dit laatste geval zich te dezen niet voordoet."
Middel I: keuze.
3.1. De Rechtbank heeft overwogen (blz. 3):
indien met een huurder overeenstemming is bereikt over het aanbrengen van verbeteringen, doch niet over de daaruit voortvloeiende huurprijsverhoging, …… de keuze (heeft) om de weg van art. 10 en 14 HWP, danwel de weg van art. 162e lid 1 sub 4 B.W. te volgen".
onder andereinhoudende een huurverhoging?"
Middel II: overeenstemming over de huurverhoging.
4.1. Art. 10 Hpw houdt in:
Middel III: de omvang van het geschil.
5.1. De Rechtbank heeft overwogen (t.a.p.): de huurders
Middel IV: wanprestatie6.1. De Rechtbank heeft overwogen (blz. 2 v.):