Conclusie
[eiser 1]
[eiseres 2]
Middel Inu berust, als ik het goed zie, kort gezegd op de stelling dat het beroep van de WUH op het arrest van 1983 in het kader van het incidenteel appel een beperkte strekking had, aangezien de WUH slechts van beslissende betekenis wilde doen zijn of al dan niet nieuwe feiten waren aangevoerd waarmee het hof destijds geen rekening had kunnen houden, nu de WUH zich met dit door de rechtbank gehanteerde criterium verenigde.
Middel IIgaat naar ik meen van een onjuiste opvatting uit omtrent het gezag van gewijsde. Het berust op de stelling dat in beide zaken het ‘’alles beheersende’’ geschilpunt identiek moet zijn. Voorzover het middel aldus ervan uitgaat dat alleen gezag van gewijsde bestaat op het belangrijkste geschilpunt maar niet ook met betrekking tot andere geschilpunten die aan de orde zijn gekomen en waarvan de beslissing mede de uitspraak draagt, berust het op een onjuiste rechtsopvatting, naar uit wat ik hierboven heb betoogd moge blijken.
waaronderhet punt dat thans ook weer in dat zelfde kader aan de orde is gesteld. Het ‘’alles beheersende geschilpunt’’ is in beide zaken dus identiek. Het lijkt me dat dit uit het oog wordt verloren door de steller van het middel. De
onderdelen 1 t/m 9falen daarom.
onderdelen 10 en 11stranden omdat de lezing die het hof in r.o. 4.2 geeft van zijn beslissing in r.o. 4.5 van het arrest van 1983, nl. dat het daar overwogene een geschilpunt behandelde dat in dat geding aan de orde was en de beslissing in dat arrest droeg niet onbegrijpelijk is in het licht van met name de stukken uit de eerste zaak [18] en in cassatie niet met vrucht worden bestreden [19] .
onderdelen 12 en 13falen. Het ontgaat mij wat in de onderhavige zaak het rechtens relevant verschil is tussen een beroep op een bepaling en de handhaving van dat beroep.