Voetnoten
1.AA 1977, p.589, m.nt. Van der Grinten.
2.Zie ook HR 13 januari 1989, NJ 1989,336 met verdere gegevens in de conclusie OM (mr Ten Kate) onder 22-24, waar wordt vermeld HR 16 april 1982, NJ 1983,309 (m.nt. C.J.H.Brunner) met gegevens in de conclusie OM (mr Biegman- Hartogh).
3.Zie over de vertegenwoordiging door een makelaar de gegevens de conclusie OM sub 2.18 met gegevens voor HR 21 oktober 1988, NJ 1989,80.
4.Ik ga voorbij aan andere handelingen, bv. in het kader van bemiddeling, die de makelaar als "lasthebber" kan doen en aan de inhoud van dat lasthebberschap in die gevallen. Zie daarover het genuanceerde betoog van Middag, Beheer en bemiddeling bij onroerend goed, Serie Recht en Praktijk 6a, 1967, p. 163-167.
5.De vraag rijst in dit verband of zelfs de enkele verklaring dat men handelt "als lasthebber" van een ander bij de wederpartij de gerechtvaardigde verwachting zou kunnen wekken dat als gevolmachtigde wordt gehandeld. Vgl. Asser/Coehorst, nr.135, p. 97, die - m.i. voor de verhouding tussen lastgever en lasthebber - weliswaar betoogt dat het enkele feit dan men bevoegd en/of verplicht is rechtshandelingen voor rekening van een ander te verrichten niet automatisch meebrengt dat men ook bevoegd c.q. verplicht is deze rechtshandelingen in naam van de ander tot stand te brengen, maar vervolgens opmerkt: "Wel zou men kunnen stellen dat deze bevoegdheid c.q. verplichting een vermoeden van volmacht inhoudt. Wie slechts middellijke vertegenwoordiging wil, moet dit duidelijk tot uitdrukking brengen", waarbij wordt verwezen naar Asser/Van der Grinten I, nr.27, die inderdaad dezelfde opvatting is toegedaan.
6.In deze zin de bij dupliek in eerste aanleg overgelegde uitspraak van de Ktr Amsterdam 1 juni 1984 en voorts Ktr Amsterdam 25 april 1985, Woonrecht 1985, nr.94; Ktr Amsterdam 10 januari 1986, Woonrecht 1986, nr.36; Rb Amsterdam 23 april 1986, Woonrecht 1986, nr.82 m.nt. A.S.Rueb; Ktr Amsterdam 16 September 1987, Woonrecht 1987, nr.139. In de zin van deze rechtspraak ook Rueb, Terugvordering van onverschuldigd betaalde verhuurkosten, in: Woonrecht 1987, p.147-149. In andere zin twee door [verweerder] bij akte in eerste aanleg overgelegde uitspraken, een van 8 november 1985 gewezen door dezelfde kantonrechter als in deze zaak en een van 14 mei 1986 gewezen door een andere Amsterdamse kantonrechter.
7.Zie over de makelaar/beheerder Middag, p.25-26 en 186-187; Auwema, Beheer van onroerend goed, in: De Kousemaeker, Onroerend goed, 1984, p. 463-480; Rueb, Woonrecht 1987, p. 148 onder 2. Dat de lasthebber bevoegd kan zijn ten behoeve van zijn lastgever
8.Vgl. hiermee de "cessie ter incasso" en zie daarover HR 21 oktober 1983, NJ 1984,254 (m.nt. Maeijer); HR 28 oktober 1988, NJ 1989, 83; HR 8 december 1989, NJ 1990, 498 (m.nt. J.B.M. Vranken) met verdere gegevens in de conclusie OM in noot 24 en ook in de noot van Vranken onder 2 b; zie verder nog Star Busmann/Rutten/Ariëns, 1972, nr.133 e.v. en 139-140; van Rossem/Cleveringa, I, blz.132 e.v.; Hugenholtz/Heemskerk, 1990, nr.42.
9.Zie de passages in c.v. antwoord in prima, sub 2; de c.v. dupliek sub 2; de memorie van antwoord/grieven, toelichting grief I
10.Zie met name de conclusie van dupliek onder 5 en de memorie van grieven in het incidenteel appel, toelichting op grief I, p. 3.
11.Aldus ook Asser/Abas 1990, nr. 399, p. 358 en nr.484; Vrolijk, Huur en verhuur van woonruimte, 1982, p.100, onderaan; Hartkamp c.s., Recht voor de huurder [1986], 5.11.8, p.118 onder verwijzing naar NJ 1985, 267. In gelijke zin, naar het mij voorkomt, De Mol, Huurrecht, 1980, p. 260 onderaan. Onder de Huurwet was dit ook mogelijk. Zie deze schrijvers t.a.p. met verdere gegevens.