Conclusie
Middel 1is gericht tegen r.o. 4.4.1. Voor zover het veronderstelt dat het hof heeft beslist dat ‘’ [eiseres] ook aansprakelijk zou zijn voor onrechtmatige daden, overtredingen en misdrijven van [betrokkene 1] ’’ mist het feitelijke grondslag. Het hof heeft kennelijk bedoeld te beslissen dat ook indien de wijzigingen van de inschrijving in het handelsregister berusten op de hierboven sub 1 vermelde gedragingen van [betrokkene 1] , dit aan derden niet het recht ontneemt zich tegenover de eigenaar van de onderneming op de juistheid van de inschrijving te beroepen.
Middel 2, is gericht tegen r.o. 4.4.3. Hoewel het middel naar de letter genomen feitelijke grondslag mist (het hof heeft zijn beslissing niet alleen gebaseerd op de toezending van het contract naar het adres van de onderneming, maar ook op de andere omstandigheden als hierboven in nr. 3 sub b vermeld) interpreteer ik het middel, gezien de vermelding van art. 1356 als geschonden wetsbepaling en mede gelet op middel 4 in fine en op de schriftelijke toelichting, in die zin dat het opkomt tegen de beslissing, zoals gemotiveerd in r.o. 4.4.3, dat [eiseres] aan het lease-contract met Aro Lease gebonden is.
middel 3daartegen tevergeefs opkomt).
van [eiseres]door Aro Lease is vertrouwd. Het enkele doen inschrijven van gegevens in het handelsregister is daartoe, zoals het hof ook zelf overweegt, niet voldoende. Ook het feit dat [eiseres] aan [betrokkene 1] de vrije hand heeft gelaten bij de bedrijfsvoering is dat niet, omdat naar mijn mening uit art. 35 voortvloeit dat het moet gaan om een verklaring of gedraging die specifiek met de te sluiten overeenkomst in verband staat. Verg. Parl. Gesch. Boek 3, blz. 172 e.v., 175, Asser-Hartkamp II, nrs. 97 e.v., Contractenrecht II (Blei Weissmann), nr. 215. Een dergelijk ‘’de vrije hand’’ laten kan onder omstandigheden wel de schijn van volmacht opwekken (zie Asser-Van der Grinten I, nr. 39), maar zoals gezegd heeft het hof zich dáárop niet gebaseerd. Dat zou ook moeilijk kunnen, want — hoewel de inschrijvingen in het handelsregister zich niet in het dossier bevinden — kan er blijkens r.o. 4.4.5 in cassatie van worden uitgegaan dat [betrokkene 1] daarin niet als gevolmachtigde (verg. art. 13 Handelsregisterwet) is vermeld, terwijl er ook geen andere feiten zijn vastgesteld waarop de schijn van volmacht zou kunnen worden gebaseerd.
Middel 4heeft m.i. geen zelfstandige betekenis. Voorzover het slot van het onderdeel betrekking heeft op de goede trouw van Aro Lease in het kader van, kort gezegd, (niet art. 3:61 lid 2 maar) art. 3:35, kan het na verwijzing nog aan de orde komen.