1.2
Uithuisplaatsing
In het kader van ondertoezichtstelling is [kind 1] bij beschikking van 2 april 1987 voor de termijn van een jaar in het gezin van klager geplaatst. Nadien is de plaatsing een aantal keren verlengd.
De pleegouders zijn beide arts, staan al ruim dertien jaar ingeschreven in het opvang/pleeggezinnenverband van de Stichting Centrale voor Pleegzorg. Zij hebben in die tijd diverse kinderen opgevangen en verzorgd, aldus hof Amsterdam, 30 oktober 1989, r.o. 3.3.
Nadat de kinderrechter [betrokkene 1] klager op 10 oktober 1988 had laten weten de plaatsing van [kind 1] in zijn gezin niet te handhaven, heeft de kinderrechter [de kinderrechter] , eerst nog bij beschikking dd. 19 oktober, met terugwerkende kracht tot 2 september 1988, de plaatsing in klagers gezin verlengd onder aantekening ‘’in afwachting van overplaatsing’’. Vervolgens heeft zij [kind 1] — na klager hiertoe op 24 november 1988 te hebben uitgenodigd om op 25 november 1988 te worden gehoord; de zitting heeft plaatsgevonden — bij beschikking van 25 november 1988 met terugwerkende kracht tot 15 november 1988 geplaatst in het tehuis Westland voor een termijn van drie maanden. Aan deze beschikking is echter om verderop te noemen redenen geen uitvoering gegeven.
Bij beschikking van 16 februari 1989 is de termijn voor de plaatsing in Westland, met ingang van 15 februari 1989 verlengd voor een termijn van drie maanden (dus tot medio mei), maar werd op 7 april 1989 met ingang van 2 april 1989 (de jure niet de facto) beëindigd (zie het verweerschrift, p. 11 en 12). Op grond van de februari-beschikking ‘’is [kind 1] , buiten aanwezigheid van de opvangouders en zonder dat zij daarvan vooraf op de hoogte waren, op 2 maart 1989 bij het opvanggezin weggehaald en naar het Westland gebracht’’, r.o. 3.1 van de hiervoor genoemde, doch verderop nader te bespreken beschikking van uw Raad van HR 23 maart 1990.
Voor de periode tussen begin 2 april en 4 juli 1989 is geen plaatsingsbeschikking afgegeven, [kind 1] verbleef wel in Westland.
Op 4 juli 1989 werd een nieuwe plaatsingsbeschikking voor verblijf in Westland voor twee maanden gegeven. Tenslotte is de plaatsingsbeschikking van 4 september 1989 voor een termijn van zes maanden van belang.