Conclusie
de gevorderde afgifteop straffe van lijfsdwang moest worden afgewezen.
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de verplichting van de debiteur, [verweerder], om inzicht te verschaffen in zijn inkomens- en vermogenspositie aan de crediteur, [eiser], in het kader van een ontbonden maatschap. De president van de rechtbank had op 24 februari 1989 de vorderingen van [eiser] toegewezen, waarbij [verweerder] werd verplicht om een bedrag van rond ƒ 675.000 te betalen en om bepaalde justificatoire bescheiden te overleggen. Het hof had in een eerder arrest van 3 mei 1990 het vonnis van de president vernietigd en [verweerder] veroordeeld tot betaling van een voorschot van ƒ 400.000. Tegen deze beslissing heeft [eiser] cassatie ingesteld, waarbij hij vier middelen aanvoert. [verweerder] heeft incidenteel beroep in cassatie ingesteld met een middel dat uit vijf onderdelen bestaat. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak de middelen van zowel [eiser] als [verweerder] verworpen, met compensatie van de kosten. De Hoge Raad oordeelt dat de eis tot afgifte van de justificatoire bescheiden in feite neerkomt op het afleggen van rekening en verantwoording door [verweerder] jegens [eiser]. De Hoge Raad bevestigt dat er geen algemene verplichting bestaat voor een schuldenaar om zijn boekhouding aan de schuldeiser te overleggen, en dat de crediteur andere middelen tot zijn beschikking heeft om zijn vordering te innen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van goede trouw en redelijkheid in de contractuele verhouding tussen partijen.