Conclusie
middelsde bij hem in dienst zijnde portier. Art. 51 Sr beperkt de strafbaarheid van een v.o.f. niet tot die gevallen waarin het personeelslid van de v.o.f.
krachtens instructievan
dev.o.f. handelt.
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak, die op 26 november 1991 werd behandeld, stond de vennootschap onder firma (v.o.f.) centraal, die was vrijgesproken van het telastegelegde feit van discriminatie op basis van ras in een bar-discotheek. De officier van justitie had cassatie ingesteld tegen de vrijspraak van de rechtbank te Amsterdam, die op formele gronden had geoordeeld dat niet bewezen was dat de v.o.f. haar portier had geïnstrueerd om personen op basis van hun ras de toegang te weigeren. De conclusie van de Procureur-Generaal, Mr. Leijten, betoogde dat de vervolging van de v.o.f. vaak strandt door de onduidelijkheid in de wetgeving en de moeilijkheid om met dergelijke zaken om te gaan. De rechtbank had niet afdoende aangetoond dat de v.o.f. als leidinggevende instantie haar portier had geïnstrueerd, wat essentieel is voor de strafbaarheid van de v.o.f. De conclusie stelde dat de Hoge Raad het vonnis van de rechtbank zou moeten vernietigen en de zaak zou moeten verwijzen naar het gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling. De zaak benadrukt de complexiteit van de strafbaarheid van rechtspersonen en de rol van natuurlijke personen binnen deze structuren.