Conclusie
Feiten en procesgang
Beoordeling van het principale cassatiemiddel
Conclusie
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een vader en een moeder over het recht op informatie betreffende hun kinderen na hun echtscheiding in 1981. De vader, verzoeker tot cassatie, was tot toeziend voogd benoemd, terwijl de moeder, verweerster in cassatie, als voogdes fungeerde. Na een aanvankelijk vastgestelde omgangsregeling, die in 1984 door de rechtbank werd ingetrokken, heeft de vader meerdere keren geprobeerd om een nieuwe omgangsregeling te verkrijgen, maar zonder succes. In 1988 werd hem zelfs een straatverbod opgelegd, wat zijn contact met de moeder en de kinderen verder beperkte.
In januari 1990 verzocht de vader de kinderrechter om een informatieregeling, maar deze werd afgewezen. De kinderrechter oordeelde dat het verstrekken van informatie en foto's aan de kinderen hen onnodig zou belasten en in strijd zou zijn met hun recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Het hof bevestigde deze beslissing en voegde eraan toe dat de kinderen ernstige bezwaren hadden tegen het verstrekken van informatie, wat hun behandeling bij het RIAGG onderstreepte. De vader ging in cassatie, waarbij hij betoogde dat het recht op informatie een essentieel onderdeel is van het recht op gezinsleven.
De Hoge Raad oordeelde dat de vader in beginsel recht heeft op informatie, maar dat dit recht ondergeschikt kan zijn aan de belangen van de kinderen. De belangenafweging die het hof had gemaakt, werd als begrijpelijk beschouwd. De Hoge Raad concludeerde dat de motivering van het hof voldoende was en dat het principale cassatiemiddel ongegrond was. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad concludeerde tot verwerping van het beroep.